Uitspraak 201203727/1/A1


Volledige tekst

201203727/1/A1.
Datum uitspraak: 5 december 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 februari 2012 in zaak nr. 11/7624 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2009 heeft het college geweigerd aan [appellant] reguliere bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vergroten van een schuur op het perceel [locatie] te Ter Aar.

Bij besluit van 23 juni 2010, aangevuld bij besluit van 28 juli 2011, heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 9 december 2009 herroepen en opnieuw geweigerd reguliere bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vergroten van een schuur op het perceel.

Bij uitspraak van 29 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 oktober 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. W. Kattouw, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.D.N. Prevoo, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De schuur waarop het bouwplan betrekking heeft, wordt gebruikt voor het houden van paarden.

2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Ter Aar" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".

Ingevolge artikel 8, lid A, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die is genoemd in bijlage 1.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Hiertoe voert hij aan dat uit het advies van adviesbureau Clevin van 5 juli 2011 (hierna: het advies) blijkt dat het gebruik van de schuur een hobbymatig karakter heeft en dat het vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is om op deze wijze paarden te houden. Volgens [appellant] is het college onvoldoende gemotiveerd van het advies afgeweken. In dit verband voert hij aan dat het op de weg van het college had gelegen om aan te tonen dat voor het stallen van paarden een marktconforme vergoeding wordt gevraagd.

3.1. Vast staat dat het houden van paarden geen kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als bedoeld in bijlage 1 bij de planvoorschriften is. De vraag of het bouwplan in strijd is met de woonbestemming op het perceel moet worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die het houden van paarden gezien zijn aard, intensiteit en omvang heeft. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebruik van de schuur een zodanige ruimtelijke uitstraling heeft dat deze niet valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel. Hierbij heeft het college op grond van de in het advies opgenomen feiten en omstandigheden in aanmerking kunnen nemen dat in de schuur 10 paarden en/of pony’s worden gehuisvest en dat tegen een vergoeding, daargelaten of deze marktconform is, onderdak en verzorging wordt geboden aan paarden van derden. De gestelde omstandigheden dat, zoals [appellant] ter zitting heeft toegelicht, slechts vier paarden van derden ter plaatse worden gestald en deze derden tot zijn vriendenkring behoren, op het perceel geen bedrijfsmatige manege-activiteiten plaatsvinden en ter plaatse geen onderneming in het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat ingeschreven, brengen, wat daar van zij, niet mee dat het gebruik van de schuur naar aard, omvang en intensiteit met de woonbestemming is te verenigen.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Spoel w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2012

374-593.