Uitspraak 201202209/1/R2


Volledige tekst

201202209/1/R2.
Datum uitspraak: 28 november 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Hurwenen, gemeente Maasdriel,

en

de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Rossum en Hurwenen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar [appellant], in de persoon van [appellant A], en de raad, vertegenwoordigd door J.J.W.G. van den Oetelaar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken ingebracht.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend teneinde de raad alsnog in de gelegenheid te stellen het wateradvies van het waterschap Rivierenland over te leggen. De raad heeft het desbetreffende stuk overgelegd. [appellant] heeft daarop een reactie ingediend. Met toestemming van partijen is afgezien van hernieuwde behandeling ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

Het plan

1. Met het plan is beoogd te voorzien in een actuele regeling van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen de kernen Rossum en Hurwenen. Het beheeraspect overheerst daarbij en is met name gericht op de woonfunctie.

2. [appellant] kan zich niet met het plan verenigen voor zover daarbij aan het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Rossum, sectie D, nummer 1418 (hierna: het perceel) de bestemming "Wonen" is toegekend.

Ter inzagelegging

3. [appellant] betoogt dat ten onrechte het wateradvies van het waterschap Rivierenland niet bij het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen. Hij betwijfelt of het waterschap gelet op het binnen de bestemming "Wonen" toegestane gebruik geen bezwaar heeft tegen het toekennen van de bestemming "Wonen" aan het perceel, nu het perceel grenst aan een zogenoemde A-watergang.

[appellant] heeft zijn beroepsgrond dat ten onrechte de vooroverlegreacties van de provincie Gelderland en Rijkswaterstaat niet bij het ontwerpplan ter inzage hebben gelegen ter zitting ingetrokken.

3.1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wro, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van toepassing.

Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

3.2. Blijkens de geschiedenis van totstandkoming is artikel 3:11 van de Awb een uitwerking van de actieve openbaarmakingsplicht, hetgeen het uit eigen beweging verstrekken van informatie door een bestuursorgaan betreft. Doel van de terinzagelegging is dat betrokkenen kennis kunnen nemen van het ontwerp van het plan, zodat zij kunnen bezien of zij daartegen willen opkomen.

3.3. De Afdeling stelt vast dat de als wateradvies aan te merken reactie van het waterschap niet ter inzage heeft gelegen. De als wateradvies aan te merken reactie is een stuk dat betrekking heeft op het ontwerpplan en waarvan moet worden geoordeeld dat dit redelijkerwijs nodig was voor de beoordeling van het ontwerpplan. Het had dan ook op grond van artikel 3:11, eerste lid, van de Awb met het ontwerpplan ter inzage moeten worden gelegd. Dat van dit stuk een samenvatting is gemaakt, die is opgenomen in het verslag vooroverleg en inspraak (hierna: het verslag) dat bij het ontwerpplan ter inzage is gelegd, kan niet afdoen aan de verplichting de als wateradvies aan te merken reactie tezamen met het ontwerpplan ter inzage te leggen.

Voor zover de raad zich onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 juni 2006 in zaak nr. 200507806/1 op het standpunt stelt dat de als wateradvies aan te merken reactie niet ter inzage behoefde te worden gelegd, overweegt de Afdeling dat in die uitspraak werd geconstateerd dat artikel 3:11, eerste lid, van de Awb gelezen in samenhang met artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet de verplichting inhouden om bij de terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan een inspraakreactie inzake het voorontwerp van dat bestemmingsplan ter inzage te leggen. Uit de voornoemde uitspraak kan niet worden afgeleid dat in het onderhavige geval de reactie van het waterschap op het voorontwerpplan niet bij het ontwerpplan ter inzage behoefde te worden gelegd, nu deze reactie anders dan in de voornoemde uitspraak tevens is aangemerkt als het wateradvies van het waterschap dat is opgesteld in het kader van het ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening te voeren overleg.

3.4. De Afdeling ziet echter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, nu de raad voormeld stuk in de onderhavige procedure heeft overgelegd, zodat [appellant] dit stuk heeft kunnen inzien en daarop heeft kunnen reageren. Niet gebleken is dat andere belanghebbenden daardoor benadeeld zijn, nu het bestaan van dit stuk kenbaar was omdat in het verslag vooroverleg en inspraak dat met het ontwerpplan ter inzage is gelegd en waarnaar op pagina 117 van de plantoelichting wordt verwezen, een samenvatting van dit stuk is opgenomen. Er mag derhalve worden aangenomen dat andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin erop werd gewezen dat het wateradvies van het waterschap Rivierenland niet ter inzage lag dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gehad in dit stuk, na kennisneming daarvan een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht.

Conserverend bestemmingsplan

4. [appellant] stelt dat de raad in de reactienota aangeeft dat het plan een beheersplan is, waarin de bestaande situatie en ontwikkelingen waarvan de besluitvorming is afgerond, worden vastgelegd. In dat verband betoogt [appellant] dat ingevolge het bestemmingsplan "Hurwenen herziening '82" aan het perceel de bestemmingen "Agrarische doeleinden" en "Openbaar groen of plantsoen" waren toegekend, dat het perceel in de huidige situatie niet wordt gebruikt als tuin of erf zodat er geen relatie is met de omliggende percelen en dat er geen afgeronde besluitvorming bestaat op basis waarvan het perceel de bestemming "Wonen" zou moeten krijgen.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met het plan is beoogd de bestaande situatie en de ontwikkelingen waarvan de besluitvorming is afgerond, vast te leggen. Voorts stelt de raad dat hij de intentie heeft om op het perceel, dat in eigendom is van de gemeente, door middel van een afzonderlijke procedure de bouw van enkele woningen mogelijk te maken, maar dat de besluitvorming daarover nog niet is afgrond, zodat geen bouwvlak aan het perceel is toegekend. Indien woningbouw niet mogelijk blijkt, beoogt de raad het perceel aan de voorliggende woonpercelen toe te voegen, zoals dat reeds bij de aangrenzende percelen is gebeurd. Om deze redenen is aan het perceel de bestemming "Wonen" zonder bouwvlak toegekend, aldus de raad.

4.2. Ter zitting is gebleken dat de raad met het gestelde in de reactienota heeft bedoeld aan te geven dat het plan een conserverend karakter heeft. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] derhalve zo dat het toekennen van de bestemming "Wonen" aan het perceel niet mogelijk is omdat het plan een conserverend karakter heeft.

Het plan voorziet door het toekennen van de bestemming "Wonen" zonder bouwvlak aan het perceel niet in mogelijkheden voor gebruik van het perceel die in zo sterke mate afwijken van het huidige gebruik dat deze niet in een overwegend conserverend bestemmingsplan geregeld zouden kunnen worden. In dit kader is van belang dat uit het begrip conserverend bestemmingsplan niet volgt dat alle bestemmingen gelijk moeten blijven aan de bestemmingen in het voorgaande plan en dat het plan geen enkele ruimte voor nieuwe ontwikkelingen mag bieden. Met de verbeelding en de regels van het plan wordt de bestaande regeling voor de gronden in het plangebied geactualiseerd en worden geen grote nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Het betoog faalt.

StructuurvisiePlus

5. [appellant] betoogt dat het toekennen van de bestemming "Wonen" aan het perceel in strijd is met de StructuurvisiePlus Maasdriel 2004 - 2015, die op 8 april 2004 is vastgesteld door de raad (hierna: StructuurvisiePlus), omdat daarin voor Hurwenen is bepaald dat open plekken moeten worden behouden.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het toekennen van de bestemming "Wonen" aan het perceel binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente past dat is neergelegd in de StructuurvisiePlus, nu het perceel binnen de rode contour is gelegen en voorts met het onderhavige plan geen woningbouw mogelijk wordt gemaakt op het perceel. Voor zover bebouwing mogelijk wordt gemaakt, stelt de raad zich op het standpunt dat het perceel een groene plek is die wordt omgeven door de woonbebouwing aan de Waaldijk en de Groenestraat. Het perceel is vanaf deze straten niet of nauwelijks zichtbaar en biedt evenmin een doorzicht op aangrenzend open buitengebied. Voorts stelt de raad dat de openheid van de zone tussen de woningen aan de Waaldijk en de Groenestraat reeds aanzienlijk is verminderd door de bouw van verscheidene bijgebouwen. De realisering van enkele bouwwerken, geen bijgebouwen zijnde op het perceel heeft slechts in beperkte mate een verdere vermindering van de openheid tot gevolg, aldus de raad.

5.2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient een toets plaats te vinden aan het gemeentelijk beleid. Voor zover de beoogde ontwikkeling daarmee in strijd is, betekent dat niet dat de voorziene ontwikkeling reeds om die reden niet mogelijk gemaakt kan worden. Een afwijking van het beleid dient voldoende te zijn gemotiveerd.

5.3. Anders dan [appellant] betoogt, is in de StructuurvisiePlus niet het beleid vastgesteld dat de bestaande open plekken in de kern Hurwenen behouden moeten blijven. Wat betreft het betoog dat het perceel in de StructuurvisiePlus niet als potentiële bouwlocatie is aangewezen zodat daarom de bestemming "Wonen" niet kon worden toegekend, heeft de raad zich onweersproken op het standpunt gesteld dat de twee potentiële bouwlocaties die in de StructuurvisiePlus zijn aangewezen inbreidingslocaties betreffen voor projecten waarmee meerdere woningen mogelijk worden gemaakt, waarbij rekening moet worden gehouden met de structuur van het dorp. De raad heeft zich voorts onweersproken op het standpunt gesteld dat het beleid voor dergelijke meer omvangrijke woningbouw niet van toepassing is op kleinschalige ontwikkelingen zoals die door het onderhavige plan op het perceel mogelijk worden gemaakt. In aanmerking genomen dat met het plan weliswaar aan het perceel de bestemming "Wonen" is toegekend maar dat ter plaatse geen woningbouw mogelijk wordt gemaakt nu niet tevens een bouwvlak is toegekend, ziet de Afdeling derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de StructuurvisiePlus in zoverre niet aan de vaststelling van het plan in de weg staat. Het betoog faalt.

Conclusie

6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012
12-743.