Uitspraak 201202351/1/A1


Volledige tekst

201202351/1/A1.
Datum uitspraak: 21 november 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Elvestia Beleggingen B.V., gevestigd te Bussum,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2012 in zaak nr. 11/1290 in het geding tussen:

Elvestia

en

het college van burgemeester en wethouders van Laren.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2010 heeft het college Elvestia op straffe van een dwangsom gelast om de illegale situatie aan de Eemnesserweg 3 te Laren (hierna: het perceel), bestaande uit het gewijzigd uitvoeren van de voorgevel van het bedrijfspand op het perceel, te beëindigen en beëindigd te houden.

Bij afzonderlijke besluiten van 17 augustus 2010 heeft het college geweigerd om aan Elvestia bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van de voorgevel van het bedrijfspand op het perceel en geweigerd om aan haar bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen en vergroten van een bedrijfsruimte op het perceel.

Bij besluit van 22 februari 2011 heeft het college het door Elvestia tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 februari 2012 heeft de rechtbank het door Elvestia daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Elvestia hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2012, waar Elvestia, vertegenwoordigd door mr. W. van Galen, advocaat te Utrecht, en E. Panday, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.R.M. van Lent, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge het bestemmingsplan "Centrum" rust op het perceel de bestemming "Bedrijven B".

Ingevolge artikel 8.1 van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangegeven gronden bestemd voor bedrijven.

Ingevolge artikel 8.3 mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:

a. t/m h. (…)

i. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte en bouwhoogte.

Blijkens de plankaart zijn de maximaal toelaatbare bouw- en goothoogte op het perceel 9 m onderscheidenlijk 6 m.

Ingevolge artikel 2.5 is de maximaal toelaatbare goothoogte van een bouwwerk op de plankaart c.q. in de voorschriften aangegeven en wordt deze gemeten vanaf het peil tot aan de snijlijn van de gevel en het dakvlak. De maximaal toelaatbare goothoogte mag slechts worden overschreden door hellende dakvlakken, wolfseinden, topgevels en schoorstenen.

Last onder dwangsom en geweigerde bouwvergunning voor het veranderen van de voorgevel

2. Bij besluit van 4 januari 2010 heeft het college aan Elvestia een reguliere bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van een bedrijfsgebouw in kantoren en bedrijfsruimte alsmede voor het plaatsen van een dakkapel op het perceel.

3. Niet in geschil is dat Elvestia de voorgevel van het bedrijfspand anders heeft uitgevoerd dan bij het besluit van 4 januari 2010 is vergund, zodat zij heeft gehandeld in strijd met artikel 40 van de Woningwet. Het college was derhalve bevoegd om terzake handhavend op te treden.

4. Elvestia heeft op 26 mei 2010 een aanvraag om bouwvergunning ingediend, met nummer 10-264, welke strekt tot legalisering van de in afwijking van het besluit van 4 januari 2010 feitelijk gerealiseerde voorgevel. Dit bouwplan voorziet in een glazen voorgevel met een hoogte van 7,4 m, waarbij de goot wordt onderbroken, zodat de goot en de strook dakpannen niet meer over de gehele breedte van het pand doorlopen.

5. Elvestia betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gerealiseerde glazen voorgevel de maximale goothoogte niet overschrijdt. Volgens Elvestia is het verschil tussen het vergunde bouwplan en de feitelijk uitgevoerde voorgevel gering, omdat het verschil enkel is gelegen in het feit dat bij het vergunde bouwplan voor het bovenste deel van de glazen voorgevel een strook van het dak met dakpannen en een goot doorloopt. Elvestia betoogt verder dat het college het vergunde bouwplan in overeenstemming acht met de maximale goothoogte die is vermeld in het bestemmingsplan, zodat dit ook dient te gelden voor het feitelijk gerealiseerde bouwplan. Voorts betoogt Elvestia dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de welstandscommissie haar bevoegdheid heeft overschreden, nu de argumenten die aan haar advies van 15 juni 2010 ten grondslag liggen zien op de maximale bouwhoogte, terwijl dit aspect in het bestemmingsplan wordt gereguleerd en op grond daarvan is toegestaan. Volgens Elvestia is het overleggen van een deskundig tegenadvies gelet op het vorenstaande niet noodzakelijk.

5.1. Het bij besluit van 4 januari 2010 vergunde bouwplan voorzag in een glazen voorgevel, waarbij de bestaande goot en een strook van het dakvlak, bedekt met dakpannen, over de gehele breedte van het pand doorliepen. De door Elvestia op 26 mei 2010 ingediende aanvraag om een bouwvergunning, met nummer 10-264, voorziet in een glazen voorgevel met een hoogte van 7,4 m, waarbij de goot wordt onderbroken, zodat de goot en de strook dakpannen niet meer over de gehele breedte van het pand doorlopen.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college een redelijke uitleg heeft gegeven aan de wijze waarop de goothoogte van het bouwplan moet worden vastgesteld, te weten de snijlijn tussen het verticaal gevelvlak en het al dan niet hellend dakvlak. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de goothoogte van de glazen voorgevel 7,4 m is, nu op die hoogte de snijlijn ligt tussen deze voorgevel en het dakvlak. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet past in het bestemmingsplan, nu de goothoogte de op grond van het bestemmingsplan maximaal toelaatbare goothoogte van 6 m overschrijdt en dit geen overschrijding van de goothoogte door hellende dakvlakken, wolfseinden, topgevels en schoorstenen betreft.

5.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009, in zaak nr. 200804977/1), mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.

5.3. Zoals hiervoor is overwogen wijkt het bouwplan, waarvoor op 26 mei 2010 bouwvergunning is gevraagd, wat betreft de maximale goothoogte af van het bestemmingsplan. In het negatieve welstandsadvies van de Commissie Welstand en Monumenten van 15 juni 2010, dat het college aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft gelegd, is dit bouwplan als uitgangspunt genomen. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de welstandscommissie met dit advies buiten de grenzen van de welstandstoetsing is getreden. In het welstandsadvies is vermeld dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, nu het middenaccent binnen de gevelwand van het pand op ongewenste wijze de continuïteit van de goot doorbreekt. Daardoor is volgens het advies een qua maat en schaal weinig aansprekend/te sterk verticaal gericht gevelaanzicht ontstaan met een symmetrie en aswerking die op deze locatie geen betekenis heeft. Anders dan Elvestia betoogt, berust het welstandsadvies in zoverre niet op planologische argumenten, maar is hierin weergegeven waarom uit het oogpunt van welstand bezwaren tegen het bouwplan bestaan. In hetgeen Elvestia betoogt, is geen grond gelegen voor het oordeel dat dit welstandsadvies zodanige gebreken vertoont, dat het college dit advies niet aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag had mogen leggen. Voorts heeft Elvestia geen tegenadvies overgelegd, waaruit blijkt dat het welstandsadvies niet kan worden gevolgd.

5.4. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college de aanvraag om een bouwvergunning voor het veranderen van de voorgevel terecht heeft afgewezen. Gelet hierop heeft de rechtbank evenzeer terecht overwogen dat er geen concreet zicht was op legalisering van de in afwijking van de bouwvergunning van 4 januari 2010 gerealiseerde voorgevel.

Het betoog faalt.

Geweigerde bouwvergunning voor het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen en vergroten van een bedrijfsruimte

6. Elvestia betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een onderdeel van het bouwplan voor het veranderen, vernieuwen en vergroten van de bedrijfsruimte dezelfde voorgevel bevat als het bouwplan voor het veranderen van de voorgevel. Volgens Elvestia ziet het eerstgenoemde bouwplan uitsluitend op een achtergelegen bedrijfsruimte en houdt dit bouwplan geen wijziging van de voorgevel in. Voorts betoogt Elvestia dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de welstandscommissie haar bevoegdheid heeft overschreden, nu de argumenten die aan het advies ten grondslag liggen betrekking hebben op de maximale bouwmassa, terwijl dit aspect in het bestemmingsplan wordt gereguleerd.

6.1. Het betoog van Elvestia dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan, met nummer 10-177, waarvoor op 12 april 2010 bouwvergunning is gevraagd, dezelfde voorgevel omvat als het bouwplan, met nummer 10-264, waarvoor op 26 mei 2010 bouwvergunning is gevraagd, is terecht voorgedragen. Dit betoog leidt echter niet tot het door haar daarmee beoogde doel.

Blijkens de bij de aanvraag behorende bouwtekeningen omvat het bouwplan met nummer 10-177 onder meer glazen zijgevels, die dezelfde hoogte hebben als de voorgevel waar het bouwplan met nummer 10-264 betrekking op heeft. De rechtbank heeft aldus terecht geoordeeld dat het college deze onderdelen van het bouwplan met nummer 10-177 eveneens terecht in strijd met de volgens het bestemmingsplan maximaal toelaatbare goothoogte van 6 m heeft geacht.

6.2. Het college heeft aan zijn oordeel over de welstand een negatief advies van de Commissie Welstand en Monumenten van 15 juni 2010 ten grondslag gelegd. Hierin is vermeld dat het uitbreidingsvoorstel qua bouwmassa en volume alleen al een grote invloed zal hebben op de omgeving, die is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Daarbij ontstaat volgens het advies de indruk van een bebouwingsbeeld waarin de teruggelegen bouwmassa op ongewenste wijze zal domineren over het deelvolume aan de straat. Dit wordt nog versterkt door de voorgestelde gevelindelingen en de door de gootlijn stekende puien/vlakken. Een aansprekende, zorgvuldige gevelgeleding is hier na te streven. Verder is het volgens het advies op basis van voorliggende bescheiden moeilijk om een goede indruk te verkrijgen van de wijze waarop het bouwplan zich qua maat/schaal verhoudt tot de directe omgeving en de omliggende panden.

6.3. Anders dan Elvestia betoogt, berust ook dit welstandsadvies in zoverre niet op planologische argumenten, maar is hierin weergegeven waarom uit het oogpunt van welstand bezwaren tegen het bouwplan bestaan. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het welstandsadvies zodanige gebreken vertoont, dat het college dit advies niet aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag had mogen leggen. Voorts heeft Elvestia geen tegenadvies overgelegd, waaruit blijkt dat het welstandsadvies niet kan worden gevolgd.

6.4. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college de aanvraag om bouwvergunning voor het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen en vergroten van een bedrijfsruimte terecht heeft geweigerd.

Het betoog faalt.

7. Het betoog van Elvestia dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college haar ten onrechte niet heeft gevraagd om een archeologisch rapport te overleggen, nu het college de bouwvergunning onder meer heeft geweigerd wegens het ontbreken daarvan, kan niet leiden tot het daarmee door haar beoogde doel.

Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan. Voorts heeft de welstandscommissie een negatief advies uitgebracht over het bouwplan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college reeds op grond daarvan de gevraagde bouwvergunning terecht heeft geweigerd.

Het betoog faalt.

8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Spoel w.g. Van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012

414-651.