Uitspraak 201110936/1/R4


Volledige tekst

201110936/1/R4.
Datum uitspraak: 19 september 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

De stichting Stichting Ter Ondersteuning Restauratie Molen, gevestigd te Westvoorne, [appellant A], wonend te Oostvoorne, gemeente Westvoorne en [appellant B], wonend te Oostvoorne, gemeente Westvoorne, (hierna: Stichting S.T.O.R.M. en anderen)
appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft het college het wijzigingsplan "Groeneweg tussen 11 en 11a Oostvoorne" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Stichting S.T.O.R.M. en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Stichting S.T.O.R.M. en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2012, waar Stichting S.T.O.R.M. en anderen, in de persoon van [appellant A], bijgestaan door mr. K. Aissaoui, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door M.J.J. de Winter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.

Overwegingen

1. Het wijzigingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming van een deel van het perceel gelegen aan de Groeneweg tussen nummer 11 en 11a te Oostvoorne. De bestemming van dit deel van het perceel wordt gewijzigd van de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" met dubbelbestemming "Archeologisch monument" in de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduiding "vrijstaande woningen" om de bouw van een woning mogelijk te maken. Daarbij heeft het college in het wijzigingsplan de voorwaarde opgenomen dat de bouwhoogte van de op te richten woning minder dan 8,40 m bedraagt.

2. Het beroep van Stichting S.T.O.R.M. en anderen is gericht tegen de mogelijkheid in het wijzigingsplan om op het desbetreffende perceel een woning met een maximale bouwhoogte van 8,40 m te bouwen.

Zij voeren allereerst aan dat in de voorwaarden in artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte" is opgenomen dat het college de bestemming van het desbetreffende perceel kan wijzigen in "Woondoeleinden" mits de woning die wordt gebouwd een maximale bouwhoogte heeft van 7 m. Volgens hen is het onjuist om met toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan de maximale bouwhoogte van de voorziene woning op het perceel te verhogen naar 8,40 m en daarmee af te wijken van het bepaalde in artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan. In dit kader voeren zij aan dat destijds een maximale bouwhoogte in de planregels is opgenomen, omdat het perceel is gelegen binnen de molenbiotoop van de molen aan de Molendijk te Oostvoorne. Om te voorkomen dat de vrije windvang van de molen wordt belemmerd is een maximum aan de bouwhoogte gesteld van 7 m, aldus Stichting S.T.O.R.M. en anderen.

2.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte", voor zover thans van belang, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op een vanuit het oogpunt van doelmatig gebruik noodzakelijke afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, mits die afwijking meer bedraagt dan 10% maar minder dan 20% van de in het plan voorgeschreven maten (hierna: algemene wijzigingsbevoegdheid).

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, voor zover thans van belang, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om de voor "grens wijzigingsbevoegdheid 2" aangeduide gronden te wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden" onder de voorwaarden dat de glasopstanden ter plaatse van de daar genoemde locaties zijn gesloopt en de woning die wordt gebouwd een maximale bouwhoogte heeft van 7 m (hierna: specifieke wijzigingsbevoegdheid).

2.2. Evenals de voorzitter in zijn uitspraak van 4 januari 2012, in zaak nr. 201110936/2/R4, is de Afdeling van oordeel dat de Wet ruimtelijke ordening, noch de systematiek van de planregels van het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte" zich verzet tegen de toepassing van beide wijzigingsbevoegdheden in één wijzigingsprocedure.

3. Stichting S.T.O.R.M. en anderen voeren voorts aan dat het college geen gebruik had mogen maken van de algemene wijzigingsbevoegdheid om de toegestane bouwhoogte ter plaatse te verhogen naar 8,40 m, omdat niet voldaan wordt aan de voorwaarde dat het moet gaan om een vanuit het oogpunt van doelmatig gebruik noodzakelijke afwijking van de voorgeschreven hoogte van gebouwen. Zij betogen dat gezien de bouwmogelijkheden op het perceel, inclusief een maximale bouwhoogte van 7 m, een ruime woning is te realiseren die doelmatig te gebruiken is. Zij wijzen daarbij op woningen in de omgeving die niet hoger zijn dan 7 m. Verder voeren zij aan dat het advies van de Vereniging De Hollandsche Molen onvoldoende grondslag biedt voor de conclusie van het college dat de vrije windvang niet wordt belemmerd door een hogere bouwhoogte van de woning op het desbetreffende perceel toe te staan. Zij voeren daartoe aan dat in het advies er ten onrechte van is uitgegaan dat de kastanjeboom nabij de molen en het bestaande bos ten zuiden van de voorziene woning gedurende het gehele jaar reeds voor belemmering van de windvang van de molen zorgen.

3.1. Over de vraag of de ligging van het plangebied binnen de molenbiotoop van de molen in Oostvoorne in de weg staat aan de mogelijkheid om in het plangebied een woning met een maximale bouwhoogte van 8,40 m toe te staan, heeft de Vereniging De Hollandsche Molen een advies uitgebracht. Niet wordt betwist dat de Vereniging De Hollandsche Molen een terzake kundige vereniging is. De door Stichting S.T.O.R.M. en anderen ingediende weergave, waarop is vermeld dat de bouwhoogte op het betreffende perceel maximaal 6,5 m mag zijn vanwege de ligging in de molenbiotoop van de molen in Oostvoorne, laat onverlet het advies van de Vereniging De Hollandsche Molen dat ook een woning met een maximum bouwhoogte van 8,40 m op het desbetreffende perceel geen belemmering vormt voor de windvang van deze molen. Stichting S.T.O.R.M. en anderen hebben met een tegenrapport noch anderszins aannemelijk gemaakt dat het college zich niet op het advies van de Vereniging De Hollandsche Molen heeft mogen baseren.

3.2. De voorwaarde die ziet op de vanuit het oogpunt van doelmatig gebruik noodzakelijke afwijking, zoals opgenomen in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan, dient aldus te worden uitgelegd dat doelmatig gebruik wordt bezien in relatie tot het gebruik van het perceel. Dit houdt in dat wanneer de voorgeschreven maximale bouwhoogte van 7 m voor een woning op het desbetreffende perceel niet noodzakelijk is om verminderde windvang van de molen te voorkomen, dit een beperking vormt van het doelmatig gebruik van het perceel.

3.3. Nu, gelet op het voorgaande, de ligging van het plangebied binnen de molenbiotoop van de molen in Oostvoorne niet eraan in de weg staat om een woning met een maximale bouwhoogte van 8,40 m in het plangebied te bouwen, heeft het college in redelijkheid toepassing kunnen geven aan de in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheid om de maximum bouwhoogte op het desbetreffende perceel te verhogen tot 8,40 m.

4. Voor zover Stichting S.T.O.R.M. en anderen verzoeken hun zienswijzen als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt overwogen dat in het verslag zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan "Groeneweg tussen 11 en 11a Oostvoorne" is ingegaan op deze zienswijzen. Stichting S.T.O.R.M. en anderen hebben in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van deze zienswijzen voor het overige onjuist zou zijn.

5. In hetgeen Stichting S.T.O.R.M. en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012

590.