Uitspraak 201108497/2/A3


Volledige tekst

201108497/2/A3.
Datum beslissing: 29 juni 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te Heemstede,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

1. Procesverloop

Tijdens de zitting op 14 juni 2012 heeft verzoeker verzocht om wraking van de staatsraden mr. D.A.C. Slump, mr. A. Hammerstein en een hem onbekende staatsraad, mr. N. Verheij, belast met de behandeling van zaak nr. 201108497/1/A3. Bij brief van 15 juni 2012 heeft verzoeker een nadere uiteenzetting ingediend.

De staatsraden hebben niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juni 2012, waar verzoeker is gehoord. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

2.2. Verzoeker voert aan dat de staatsraden twijfel over hun onpartijdigheid hebben gewekt door ter zitting niet desgevraagd de beslissing te nemen een door hem bij de rechtbank ingesteld en door de rechtbank naar de Afdeling doorgezonden beroep naar de rechtbank ter behandeling terug te zenden, en in plaats daarvan te kennen te geven dat over de al dan niet juistheid van de doorverwijzing van het beroep als onderdeel van de hogerberoepszaak zal worden beslist.

Voorts voert hij aan dat hij eerst tijdens de zitting op 14 juni 2012 ervan op de hoogte raakte dat niet staatsraad mr. M.W.C. Feteris deel uitmaakt van de behandelende meervoudige kamer, zoals aangekondigd op de website van de Raad van State, maar in diens plaats een hem onbekende staatsraad. Volgens hem is hij door deze gang van zaken misleid en is het beginsel van openbaarheid van de rechtspraak geschonden. Dit onderdeel van zijn wrakingsverzoek ziet volgens hem ook op zaak nr. 201112019/1/A3, die de meervoudige kamer tijdens de zitting op 14 juni 2012 samen met zaak nr. 201108497/1/A3 heeft behandeld.

2.2.1. Volgens vaste jurisprudentie is het instrument van wraking niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de staatsraad die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen. Gelet hierop en nu uit het proces verbaal van de zitting op 14 juni 2012 blijkt dat de staatsraden verzoeker te kennen hebben gegeven nog geen definitieve beslissing over de behandeling van voormeld beroep te hebben genomen en deze eerst in raadkamer na de zitting te zullen nemen, faalt het verzoek in zoverre.

De Afdeling is gebleken dat staatsraad Feteris zich reeds medio mei 2012, derhalve geruime tijd vóór de zitting op 14 juni 2012, heeft teruggetrokken als lid van de meervoudige kamer die met de behandeling van zaken nrs. 201108497/1/A3 en 201112019/1/A3 is belast, omdat één van zijn rechterlijke collega's in een ander college bij de behandeling van de bezwaren in die zaken betrokken is geweest. Staatsraad Verheij is vervolgens in zijn plaats getreden. Door een administratieve onregelmatigheid is de naam van staatsraad Feteris op de website van de Raad van State evenwel niet door die van staatsraad Verheij vervangen. Deze gang van zaken is geen omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden en levert evenmin schending op van het beginsel van openbaarheid van de rechtspraak. Ook in zoverre faalt het verzoek.

2.3. Het verzoek dient te worden afgewezen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. T.G. Drupsteen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Hartsuiker
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2012

620.