Uitspraak 201203113/2/R3


Volledige tekst

201203113/2/R3.
Datum uitspraak: 21 juni 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de naamloze vennootschap Altera Vastgoed N.V. (hierna: Altera), gevestigd te Amstelveen,
verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2012, kenmerk 12.1473, heeft het college het wijzigingsplan "Ekkersrijt; Saturn" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Altera bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2012, heeft Altera de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juni 2012, waar Altera, vertegenwoordigd door mr. H.A. Samuels Brusse-van der Linden, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door drs. E.J. Mengers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is als derdebelanghebbende verschenen [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Roermond.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming "Bedrijventerrein - 2" van een perceel op bedrijventerrein Ekkersrijt naar de bestemming "Detailhandel - Perifeer" ten behoeve van de vestiging van de winkelketen Saturn. Hiermee wordt de bestaande meubelboulevard in westelijke richting uitgebreid.

2.3. Altera verzoekt om schorsing van het wijzigingsplan en betoogt hiertoe onder meer dat het wijzigingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 27.2, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan "Ekkersrijt". Volgens Altera volgt uit deze bepaling dat nieuwvestiging van detailhandel alleen mogelijk mag worden gemaakt, indien met een distributie-planologisch onderzoek wordt aangetoond dat in het plangebied daadwerkelijk behoefte bestaat aan meer winkelruimte. Altera is van mening dat aan deze wijzigingsvoorwaarde niet kan worden voldaan, omdat zij als eigenaresse van de meubelboulevard in het plangebied daarbinnen winkelruimte beschikbaar heeft voor de vestiging van Saturn. Altera stelt verder dat het rapport "Son en Breugel, Mogelijkheden nieuwe vestiging Saturn op Ekkersrijt" van BRO (hierna: het rapport van BRO) geen grond biedt voor de conclusie dat de vereiste uitbreidingsbehoefte ook daadwerkelijk bestaat. Bovendien is het rapport van BRO gebrekkig, aldus Altera.

2.4. Het college stelt dat aan de voorwaarde in artikel 27.2, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan is voldaan, nu uit het rapport van BRO volgt dat het voorzieningenniveau in de gemeente niet duurzaam wordt ontwricht. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt dat niet de daadwerkelijke behoefte aan uitbreiding hoeft te worden aangetoond, maar het uitblijven van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in de gemeente, aldus het college.

2.5. Ingevolge artikel 27.2 van de regels van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Bedrijventerrein - 2" ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 2" te wijzigen in de bestemming "Detailhandel - Perifeer". Hierbij gelden de volgende bepalingen:

(…)

c. De uitbreidingsbehoefte dient middels een distributieplanologisch onderzoek te worden aangetoond.

(…)

2.6. Tussen partijen is niet in geschil dat het rapport van BRO als een distributieplanologisch onderzoek is aan te merken. Gelet op het verhandelde ter zitting is evenmin in geschil dat hierin is onderzocht of de vestiging van Saturn op Ekkersrijt het voorzieningenniveau in de gemeente duurzaam ontwricht en dat niet is onderzocht of ook daadwerkelijk behoefte bestaat aan meer winkelruimte in het plangebied.

2.7. Ingevolge artikel 27.2, onder c, van de planregels dient de uitbreidingsbehoefte middels een distributieplanologisch onderzoek te worden aangetoond. Onder het begrip uitbreidingsbehoefte dient naar het voorlopig oordeel van de voorzitter te worden verstaan een daadwerkelijke behoefte aan meer winkelruimte in het plangebied, wat betekent dat het bestaande aanbod van winkelruimte niet toereikend is voor de vraag uit de markt. Uit het rapport van BRO volgt slechts dat het voorzieningenniveau in de gemeente niet duurzaam wordt ontwricht, maar niet dat ook een daadwerkelijke behoefte aan meer winkelruimte bestaat, zodat niet aan artikel 27.2, onder c, van de planregels is voldaan.

Voor zover het college verwijst naar de toelichting van het bestemmingsplan ter ondersteuning van zijn uitleg van artikel 27.2, onder c, van de planregels overweegt de voorzitter dat aan de plantoelichting geen bindende betekenis toekomt. Bovendien is de plantoelichting innerlijk tegenstrijdig, nu daarin tevens is vermeld dat de meubelboulevard in westelijke richting kan worden uitgebreid, indien op de bestaande locaties de vraag uit de markt onvoldoende gefaciliteerd kan worden. Verder acht de voorzitter van belang dat de raad bij de beantwoording van de zienswijze van Altera over het ontwerp van het bestemmingsplan uiteen heeft gezet dat een uitbreiding van de meubelboulevard in westelijke richting alleen aan de orde is, indien blijkt dat de marktvraag niet gerealiseerd kan worden in het bestaande winkelgebied.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, reeds hierom aanleiding om ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen het verzoek om schorsing in te willigen.

2.8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel van 31 januari 2012, kenmerk 12.1473;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel tot vergoeding van bij de naamloze vennootschap Altera Vastgoed N.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel aan de naamloze vennootschap Altera Vastgoed N.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2012

375-717.