Uitspraak 201109143/1/A3


Volledige tekst

201109143/1/A3.
Datum uitspraak: 8 februari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Herten, gemeente Roermond,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2011 in zaak nr. 11/690 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland.

1. Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2010 heeft de korpsbeheerder [appellant] op diens verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur enige stukken verstrekt.

Bij besluit van 28 januari 2011 heeft de korpsbeheerder het door [appellant] tegen deze besluiten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de door [appellant] gemaakte kosten voor het indienen van zijn bezwaarschrift vergoed tot een bedrag van € 437,00.

Bij uitspraak van 9 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.

De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brieven van 18 oktober 2011 en 24 oktober 2011 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt het bestuursorgaan voordat het op het bezwaar beslist belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.

Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, voor zover thans van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Ingevolge het vierde lid worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

Ingevolge artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), voor zover thans van belang, kan een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op:

a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. t/m f. (…).

Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, wordt het bedrag ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, bij het besluit op het bezwaar vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.

Volgens onderdeel A4, sub 2, van de bijlage wordt één punt toegekend voor het verschijnen bij een hoorzitting.

Volgens onderdeel B2, sub 2, bedraagt de vergoeding voor dit punt € 437,00.

2.2. Bij besluit van 28 januari 2011 heeft de korpsbeheerder het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de korpsbeheerder is met het op 21 december 2010 alsnog verstrekken van de gevraagde documenten, zoals [appellant] ook zelf heeft gesteld, volledig aan zijn bezwaar tegemoetgekomen. De korpsbeheerder heeft wel termen aanwezig geacht voor het toekennen van een vergoeding voor het indienen van het bezwaarschrift, maar niet voor het verschijnen ter hoorzitting.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de telefonische hoorzitting op 9 december 2010 dient te worden gelijkgesteld met het bijwonen van een hoorzitting als bedoeld in onderdeel A4, sub 2, van de bijlage van het Bpb, en dat hem daarom ook een vergoeding van de kosten daarvan toekomt.

2.3.1. Ambtshalve wordt als volgt overwogen. In zijn bezwaarschrift heeft [appellant] verzocht om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Dat betekent dat [appellant] een belang had bij een beoordeling van het besluit van 11 oktober 2010. De korpsbeheerder heeft derhalve ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Hangende de bezwaarprocedure zijn op 21 december 2010 aan [appellant] alsnog de gevraagde documenten verstrekt. Nu het besluit van 11 oktober 2010 strekte tot het niet openbaar maken van deze documenten, dient dat besluit te worden aangemerkt als een weigering tot openbaarmaking daarvan. Het alsnog verstrekken van deze documenten kan niet anders worden aangemerkt dan als een openbaarmaking in de zin van de Wob. Het voorgaande betekent dat de korpsbeheerder zijn besluit van 11 oktober 2010 had moeten herroepen, voor zover dat strekte tot het niet openbaar maken van de op 21 december 2010 alsnog verstrekte documenten.

2.3.2. Met betrekking tot het betoog van [appellant] wordt als volgt overwogen. Op 9 december 2010 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. Anders dan de rechtbank is de Afdeling, onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 november 2011 (LJN: BU6407), van oordeel dat de hier gevolgde wijze van horen gelijkgesteld kan worden met het bijwonen van een hoorzitting als bedoeld in onderdeel A4, sub 2, van de bijlage. De korpsbeheerder heeft derhalve ten onrechte geen aanleiding gezien de door [appellant] gemaakte kosten in verband met het horen te vergoeden. Het betoog slaagt.

2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 28 januari 2011 van de korpsbeheerder alsnog gegrond verklaren. Dat besluit dient te worden vernietigd, in zoverre daarbij is nagelaten het besluit van 11 oktober 2010, voor zover daarbij is geweigerd de alsnog op 21 december 2010 verstrekte documenten openbaar te maken, te herroepen, en in zoverre de korpsbeheerder het verzoek om vergoeding van de door [appellant] gemaakte kosten voor het horen in bezwaar heeft afgewezen. De Afdeling zal het besluit van 11 oktober 2010 alsnog herroepen, voor zover daarbij is geweigerd de alsnog op 21 december 2010 verstrekte documenten openbaar te maken. De Afdeling zal de korpsbeheerder alsnog veroordelen in de kosten die [appellant] in verband met het horen in bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 28 januari 2011.

2.5. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2011 in zaak nr. 11/690;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland van 28 januari 2011, kenmerk 10.29172, in zoverre daarbij is nagelaten het besluit van 11 oktober 2010, voor zover daarbij is geweigerd de alsnog op 21 december 2010 verstrekte documenten openbaar te maken, te herroepen, en in zoverre de korpsbeheerder het verzoek om vergoeding van de door [appellant] gemaakte kosten voor het horen in bezwaar heeft afgewezen;

V. herroept het besluit van de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland van 11 oktober 2010, kenmerk 1600528, in zoverre daarbij is geweigerd de alsnog op 21 december 2010 verstrekte documenten openbaar te maken;

VI. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 28 januari 2011;

VIII. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IX. gelast dat de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 379,00 (zegge: driehonderdnegenenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.

w.g. Lubberdink w.g. Neuwahl
Voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012

280-671.