Uitspraak 201101979/1/R3


Volledige tekst

201101979/1/R3.
Datum uitspraak: 25 januari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Sterksel, gemeente Heeze-Leende,

en

het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2010 heeft het college de aanvraag van [appellante] om een wijzigingsplan vast te stellen ter vergroting van het bestemmingsvlak op het perceel [locatie] te Sterksel afgewezen.

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 maart 2011.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2011, waar het college, vertegenwoordigd door M. van der Lans, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. [appellante] heeft een aanvraag ingediend om een wijzigingsplan vast te stellen ter vergroting van het bestemmingsvlak met de bestemming "Bedrijf-Agrarisch" en de aanduiding "intensieve veehouderij" voor het perceel [locatie] ten behoeve van de aanleg van een aantal sleufsilo's en een opslag voor vaste mest. Het college heeft hierop een ontwerpwijzigingsplan ter inzage gelegd, waarin de vergroting van het bestemmingsvlak is opgenomen. Het college heeft bij het bestreden besluit besloten het wijzigingsplan niet vast te stellen.

2.2. [appellante] betoogt dat het college de weigering het wijzigingsplan vast te stellen ten onrechte baseert op de omstandigheid dat geen planschadeovereenkomst tot stand is gekomen. In dit verband voert [appellante] aan dat de planschadevergoedingsovereenkomst haar ten onrechte verplicht zich ongelimiteerd garant te stellen voor de vergoeding van de planschade die als gevolg van de verzochte wijziging kan ontstaan voor de eigenaren of bewoners van de woning op het perceel Heezerweg 26. Voorts voert [appellante] aan dat in het op 2 februari 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" (hierna: het bestemmingsplan) aan het perceel Heezerweg 26 een woonbestemming is toegekend en dat met het belang dat [appellante] heeft bij de vergroting van het bestemmingsvlak, bij die vaststelling geen rekening is gehouden.

2.2.1. Het college voert aan dat in geval het wijzigingsplan zou zijn vastgesteld, dit planschade zou opleveren voor de bewoners van de woning aan de Heezerweg 26. Aangezien [appellante] profiteert van het vaststellen van het wijzigingsplan is het volgens het college redelijk dat zij de planschadekosten voor haar rekening neemt. Nu [appellante] weigert de planschadevergoedingsovereenkomst te ondertekenen en de gemeente de kosten van de planschade niet voor haar rekening wenst te nemen, heeft het college de aanvraag om het wijzigingsplan vast te stellen afgewezen.

2.2.2. Het college acht de wijziging waarom [appellante] heeft verzocht, aanvaardbaar, maar is van oordeel dat de kosten van de uit een wijzigingsplan voortvloeiende planschade niet voor rekening van de gemeente behoren te komen. Om die reden heeft het college aan het vaststellen van het wijzigingsplan de voorwaarde gesteld dat [appellante] een planschadevergoedingsovereenkomst als bedoeld in artikel 6.4a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening met de gemeente sluit, waarin zij zich verbindt om de uit het wijzigingsplan eventueel voortvloeiende planschade voor haar rekening te nemen. In dit geval, waarin het gaat om een wijziging die uitsluitend in het belang van [appellante] is, acht de Afdeling het niet onredelijk dat het college die voorwaarde heeft gesteld. Daarbij is van belang dat het college niet de mogelijkheid had om de kosten uit hoofde van een exploitatieplan te verhalen, nu in dit geval op de gronden waarop het wijzigingsplan betrekking zou hebben, geen aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voorgenomen. De omstandigheden dat in de aan [appellante] voorgelegde planschadevergoedingsovereenkomst geen limiet is gesteld en dat [appellante] de kosten draagt voor het opstellen van een planschaderisicoanalyse om haar financiële risico inzichtelijk te maken, doen aan het vorenstaande niet af, nu het gaat om een wijziging die uitsluitend in het belang van [appellante] is.

Voor zover [appellante] aanvoert dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan het belang dat zij heeft bij de vergroting van het bestemmingsvlak niet is meegewogen, overweegt de Afdeling dat het bestemmingsplan niet ter beoordeling voorligt in deze procedure. Reeds bij uitspraak van 15 april 2011 in zaak nr. 200902795/1/R3 heeft de Afdeling geoordeeld over de beroepen van onder meer [appellante] tegen dat plan.

2.3. Het beroep is ongegrond.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Lap
Voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2012

288-682.