Uitspraak 200907673/1/M3


Volledige tekst

200907673/1/M3.
Datum uitspraak: 10 augustus 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas,

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2009 heeft het college hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, voor onder meer de woning met adres [locatie] te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas. Dit besluit is op 13 juli 2009 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 oktober 2009, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.L.B. Smits, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Eekhout-Glas, drs. M.P.J. Verberkt en ing. J. Bakker, zijn verschenen.

2. Overwegingen

Ontvankelijkheid

2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.

De terinzagelegging heeft plaatsgevonden op 13 juli 2009. De beroepstermijn is derhalve aangevangen op 14 juli 2009 en geëindigd op 25 augustus 2009. [appellant] heeft het beroep niet binnen de termijn ingesteld.

Vast staat dat namens [appellant] zienswijzen zijn ingediend door zijn gemachtigde en dat het bestreden besluit niet aan zijn gemachtigde is toegezonden, maar alleen aan [appellant] zelf. Ook staat vast dat de gemachtigde direct beroep heeft ingesteld nadat hij op de hoogte is gesteld van het bestreden besluit. Gelet op het vorenstaande blijft met toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijkverklaring van het na afloop van de termijn ingediend beroepschrift achterwege.

Ten aanzien van het standpunt van partijen dat het besluit, nu het niet aan de gemachtigde van [appellant] is verzonden, om die reden voor vernietiging in aanmerking zou komen, waarbij de rechtsgevolgen al dan niet in stand zouden kunnen worden gelaten, overweegt de Afdeling dat de onregelmatigheid na het nemen van het bestreden besluit heeft plaatsgevonden. Gelet daarop kan deze onregelmatigheid niet tot vernietiging leiden.

Bevoegdheid college

2.2. De hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld in verband met de aanleg van de Rottelaan. Ter hoogte van de woning van [appellant], met adres [locatie], zal deze worden gerealiseerd door een wijziging van de thans aanwezige weg, het Zaaipad.

2.3. Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wet geluidhinder zijn burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

Ingevolge het zevende lid, voor zover hier van belang, is het college van gedeputeerde staten bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde wanneer het besluit, bedoeld in het eerste lid, benodigd is in verband met de aanleg of reconstructie van een weg in beheer bij het Rijk of een provincie.

2.4. Volgens [appellant] was het college niet bevoegd om de hogere geluidgrenswaarden vast te stellen. De toekomstige Rottelaan is in beheer bij de provincie. De Rottelaan zal echter pas worden gerealiseerd na de reconstructie van het huidige Zaaipad. Het Zaaipad is nog in beheer bij de bewoners van het Zaaipad, die ondergebracht zijn bij de Stichting Beheer Zaaipad. Artikel 110a, zevende lid, van de Wet geluidhinder is daarom volgens [appellant] niet van toepassing, zodat alleen het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas bevoegd is. In verband daarmee is volgens [appellant] ook ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 110c van de Wet geluidhinder.

2.4.1. De geluidbelasting op de woning van [appellant] waarvoor de bij het bestreden besluit vastgestelde hogere geluidgrenswaarde nodig is, zal pas optreden na de realisatie van de Rottelaan. Deze weg zal in beheer zijn bij de provincie. Gelet daarop is het college bevoegd hogere grenswaarden vast te stellen. Dat het thans aanwezige Zaaipad niet bij de provincie in beheer is, maakt dat niet anders, aangezien de hogere geluidgrenswaarden niet benodigd zijn in verband met het huidige Zaaipad. De beroepsgrond faalt.

Inhoudelijke gronden

2.5. Bij de vaststelling van de hogere waarden is uitgegaan van maatregelen, bestaande uit geluidschermen.

[appellant] betoogt dat plaatsing van het scherm, de ligging, en de kromming ten opzichte van zijn woning niet duidelijk zijn, en dat hij daarom bij de uitvoering betrokken wil worden. Hij voert voorts aan dat uit het oogpunt van verkeersveiligheid aandacht vereist is voor de in- en uitrit van [appellant], die hij wil blijven gebruiken. Als de verkeersveiligheid in verband met de realisatie van een rotonde met scherm in geding komt zou de rotonde verder van de woning van [appellant] moeten worden gerealiseerd.

2.5.1. Het college verwijst voor zijn reactie op deze beroepsgrond naar de behandeling van de zienswijzen. Daar stelt het college dat over de wijze van uitvoering van de schermen in het kader van dit besluit niets gezegd kan worden. Wel is reeds toegezegd dat overleg met [appellant] zal worden gevoerd, aldus het college.

2.5.2. De Afdeling overweegt dat het besluit tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden niet de uitvoeringsaspecten van de te treffen maatregelen betreft. De Afdeling overweegt voorts dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de in- en uitrit van [appellant] uitkomt op de Bredeweg, terwijl het scherm wordt geplaatst langs de toekomstige Rottelaan. Gelet daarop acht de Afdeling het niet aannemelijk dat de verkeersveiligheid in verband met het gebruik van de in- en uitrit aan plaatsing van het scherm in de weg staat. De beroepsgrond faalt.

2.6. [appellant] betoogt dat hij planschade lijdt als gevolg van het scherm, eventuele verkeerskundige nadelen en toename van geluid.

[appellant] betoogt voorts dat hij actief betrokken wil worden bij aan zijn woning te treffen geluidwerende maatregelen.

2.6.1. Het in deze procedure bestreden besluit heeft alleen betrekking op de vaststelling van hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder. Noch eventueel geleden planschade, noch de wijze waarop [appellant] betrokken wordt bij de uitvoering van aan zijn woning te treffen geluidwerende maatregelen, is in het kader van dit besluit aan de orde. Hetgeen [appellant] in dit verband naar voren brengt heeft gelet daarop geen betrekking op het bestreden besluit, en kan niet leiden tot vernietiging daarvan. Dit betoog faalt.

2.7. Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2011