Uitspraak 201008812/1/R2


Volledige tekst

201008812/1/R2.
Datum uitspraak: 27 juli 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1 A] en [appellante sub 1 B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Dwingeloo, gemeente Westerveld,
2. de stichting Stichting De Woudreus, gevestigd in de gemeente Westerveld en de vereniging Dorpsbelangen Dwingeloo, gevestigd in de gemeente Westerveld,

en

het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2010 heeft het college aan de Bestuurscommissie Dwingelderveld een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor de herinrichting van een aantal gedeelten van het Natura 2000-gebied Dwingelderveld.

Bij besluiten van 29 juli 2010, verzonden op 30 juli 2010, heeft het college het door [appellant sub 1], Stichting De Woudreus en Dorpsbelangen Dwingeloo hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2010, en Stichting De Woudreus en Dorpsbelangen Dwingeloo bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2010, beroep ingesteld.

[appellant sub 1], Stichting De Woudreus en Dorpsbelangen Dwingeloo hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2011, waar [appellant sub 1], in persoon van [appellante sub 1 B], Stichting De Woudreus en Dorpsbelangen Dwingeloo, vertegenwoordigd door mr. A.H. Jonkhoff, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.L.J.J.M. Klijs en P. Pasman, beiden werkzaam bij de provincie, en ing. R. Bijlsma, werkzaam bij Grontmij, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [secretaris] van Dorpsbelangen Dwingeloo, en de Bestuurscommissie Dwingelderveld, vertegenwoordigd door ing. J. van Roon, verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 bezwaar maken.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.1.1. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

2.1.2. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.

[appellant sub 1]

2.2. Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college geen belanghebbende is bij het besluit van 3 februari 2010. [appellant sub 1] betoogt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, aangezien zij wordt getroffen in het eigendomsrecht. Verder is volgens [appellant sub 1] ten onrechte slechts toepassing gegeven aan het zichtcriterium. Op grond van de ruimtelijke uitstraling van het project meent [appellant sub 1] als belanghebbende te moeten worden aangemerkt.

2.2.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] woont op een afstand van een kilometer tot het dichtstbij gelegen deel van het gebied waarop de vergunning betrekking heeft. Zij heeft vanuit haar woning geen zicht op dit gebied. Verder heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de wateroverlast, die zij vreest te ondervinden ter plaatse van haar woning, een gevolg kan zijn van de vergunde werkzaamheden in het betrokken gebiedsdeel. Hierbij is in aanmerking genomen dat ter zitting namens het college van deskundige zijde naar voren is gebracht dat de stroomrichting van het grondwater in het betrokken gebied dusdanig is dat dit geen invloed kan hebben op het grondwater ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie] te Dwingeloo. Dit standpunt is door [appellant sub 1] onvoldoende weersproken. Verder heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat de herinrichting van de bestaande weg Lhee-Kralo tot zandweg met verhard fietspad, die daarmee in beginsel niet meer toegankelijk is voor gemotoriseerd verkeer, negatieve gevolgen heeft voor de verkeersintensiteit ter plaatse van haar woning. De ruimtelijke uitstraling van de herinrichting van het Natura 2000-gebied Dwingelderveld moet daarom bij de woning van [appellant sub 1] niet zodanig worden geacht dat hieraan belanghebbendheid kan worden ontleend.

Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het college het bezwaar van [appellant sub 1] tegen het besluit van 3 februari 2010 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bij dit besluit. Het beroep is ongegrond.

Stichting De Woudreus

2.3. Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van Stichting De Woudreus niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij haar statuten niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft overgelegd. Stichting De Woudreus betoogt dat het college geen redelijke termijn heeft gesteld om dit gebrek te herstellen. Bovendien waren de statuten bekend bij de provincie, in verband met andere lopende zaken en waren deze te downloaden via de website, zo betoogt zij.

2.3.1. De Afdeling overweegt dat de Commissie rechtsbescherming ten tijde van het opstellen van het advies en het college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit beschikten over een afschrift van de statuten. De Afdeling is daarom van oordeel dat het college het bezwaar van Stichting De Woudreus ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van de overweging dat zij haar statuten niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft overgelegd. Het beroep, voor zover ingediend door Stichting De Woudreus, is gegrond, zodat het bestreden besluit van 29 juli 2010, waarbij op het bezwaar van Stichting De Woudreus is beslist, dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.

2.3.2. De Afdeling ziet aanleiding om te bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand dienen te worden gelaten en overweegt hiertoe het volgende.

2.3.3. Blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten stelt Stichting De Woudreus zich ten doel de bescherming van en het behoud van bomen en voorts het bevorderen van herplant, omdat op grote schaal bomenkap plaats vindt. Speciale aandacht zal uitgaan naar de wijze waarop het beheer van de bossen in zuid-west Drenthe en zuid-oost Friesland plaatsvindt. De stichting heeft tevens als doel het bevorderen van het behoud, het herstel en het optimaal beheer van natuur, milieu en landschap, met name in zuid-west Drenthe en zuid-oost Friesland en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.

2.3.4. De Afdeling overweegt dat de statutaire doelstelling van Stichting De Woudreus zich niet slechts richt op het behoud van bomen. Ook het bevorderen van het behoud, het herstel en het optimaal beheer van natuur, milieu en landschap, met name in zuid-west Drenthe en zuid-oost Friesland, is als statutaire doelstelling opgenomen. Deze doelstelling is functioneel en geografisch beperkt en het Dwingelderveld behoort tot het in de statuten beschreven werkgebied van Stichting De Woudreus. Uit het overzicht dat Stichting De Woudreus heeft gemaakt, volgt dat haar feitelijke werkzaamheden onder meer het onderhouden van contacten, het organiseren van bezoeken aan de natuurgebieden en het doen van onderzoek op natuurgebied, gerelateerd aan het in de statuten beschreven werkgebied, betreffen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de opgave van de feitelijke werkzaamheden onjuistheden bevat. Gelet op het doel van Stichting De Woudreus zoals beschreven in de statuten, bezien in samenhang met de hiervoor beschreven feitelijke werkzaamheden die zij verricht, is de Afdeling van oordeel dat het belang van Stichting De Woudreus rechtstreeks bij het besluit van 3 februari 2010 is betrokken.

Hieruit volgt dat sprake is van een ontvankelijk bezwaar en dat er geen aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het besluit van 29 juli 2010, waarbij het bezwaar van Stichting De Woudreus niet-ontvankelijk is verklaard, in stand te laten.

Nu in het bestreden besluit uitsluitend op de ontvankelijkheid van het bezwaar is ingegaan, ziet de Afdeling geen aanleiding om op de inhoudelijke kant van de zaak in te gaan, zoals ter zitting is verzocht door het college. De verwijzing ter zitting naar de tijdens de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening van [appellant sub 1] en de stichting Stichting Instituut Quatro door het college overgelegde pleitnota maakt dit niet anders, aangezien deze niet gelijk kan worden gesteld met een besluit. Het college dient in het nieuw te nemen besluit op bezwaar het bezwaar van Stichting De Woudreus tegen het besluit van 3 februari 2010 alsnog inhoudelijk te behandelen.

Dorpsbelangen Dwingeloo

2.4. Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van Dorpsbelangen Dwingeloo tegen het besluit van 3 februari 2010 niet-ontvankelijk verklaard, vanwege een te ruime statutaire doelstelling. Dorpsbelangen Dwingeloo betoogt dat het college haar bezwaar tegen dat besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij voert aan dat haar geografische gebied beperkt is tot het gebied waar het Natura 2000-gebied Dwingelderveld deel van uitmaakt. Verder is volgens Dorpsbelangen Dwingeloo sprake van een bundeling van individuele belangen.

2.4.1. Blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten stelt de vereniging zich ten doel de behartiging van de belangen van de dorpen/buurtschappen Dwingeloo, Dieverburg, Eemster, Geeuwenbrug, Leggeloo, Lhee/Lheebroek, Westeinde/Stroovledder, voor zover gelegen binnen de grenzen van de voormalige gemeente Dwingeloo en van de inwoners van deze dorpen/buurtschappen, een en ander in de ruimste zin van het woord.

2.4.2. Dorpsbelangen Dwingeloo betoogt terecht dat zij in dit geval door het optreden in rechte een bundeling van rechtstreeks bij het besluit van 3 februari 2010 betrokken individuele belangen tot stand brengt, waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2011, nr. 201005682/1/H2).

Nu onweersproken is gesteld dat een aantal leden van de vereniging in de directe omgeving van het Dwingelderveld woont en daarmee een rechtstreeks bij het besluit van 3 februari 2010 betrokken belang heeft, is naar het oordeel van de Afdeling sprake van een bundeling van individuele belangen in vorenbedoelde zin.

De conclusie is dat Dorpsbelangen Dwingeloo kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb bij het besluit van 3 februari 2010. Hieruit volgt dat het college het bezwaar van Dorpsbelangen Dwingeloo tegen dat besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep, voor zover ingediend door Dorpsbelangen Dwingeloo, is gegrond, zodat het bestreden besluit van 29 juli 2010, waarbij op het bezwaar van Dorpsbelangen Dwingeloo is beslist, dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 1:2 van de Awb. Het college dient in het nieuw te nemen besluit op bezwaar het bezwaar van Dorpsbelangen Dwingeloo tegen het besluit van 3 februari 2010 alsnog inhoudelijk te behandelen.

Proceskosten

2.5. Ten aanzien van Stichting De Woudreus en Dorpsbelangen Dwingeloo dient het college op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van stichting Stichting De Woudreus en vereniging Dorpsbelangen Dwingeloo gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 29 juli 2010 tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van stichting Stichting De Woudreus;

III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 29 juli 2010 tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van vereniging Dorpsbelangen Dwingeloo;

IV. verklaart het beroep van [appellant sub 1 A] en [appellante sub 1 B] ongegrond;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij stichting Stichting De Woudreus en vereniging Dorpsbelangen Dwingeloo in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Drenthe aan stichting Stichting De Woudreus en vereniging Dorpsbelangen Dwingeloo het door hen voor de behandeling van het beroep gezamenlijk betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011

218-706.