Uitspraak 201008692/1/H2


Volledige tekst

201008692/1/H2.
Datum uitspraak: 6 juli 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Sportvereniging Olympia Cuijk, gevestigd te Cuijk, (hierna: Olympia)
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) van 26 juli 2010 in zaak nr. 10/126 in het geding tussen:

Olympia

en

het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer (hierna: het college).

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2009 heeft het college aan Olympia een zogenoemde waarderingssubsidie 2009 toegekend.

Bij besluit van 26 november 2009 heeft het het door Olympia daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 juli 2010, verzonden op 30 juli 2010, heeft de rechtbank het door Olympia daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Olympia bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2010, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2011, waar Olympia, vertegenwoordigd door mr. drs. J.R.P.M. Nielen, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.H.E.M. van Dooren, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening gemeente Boxmeer (hierna: de subsidieverordening) besluit het college over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies, als bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

Ingevolge artikel 4, voor zover thans van belang, kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten die zijn gelegen op een of meerdere van de volgende beleidsterreinen:

[…]

Sport;

[…].

2.2. Bij brief van 26 mei 2009 heeft het college aan Olympia medegedeeld dat zij in aanmerking komt voor een waarderingssubsidie die is berekend op de wijze van de gemeente Cuijk, waarbij per jeugdlid per jaar een bedrag van € 50,75 wordt toegekend.

Het besluit van 12 augustus 2009 is genomen met toepassing van de subsidieverordening en volgens de bijhorende Uitvoeringsregels waarderingssubsidies. Hierbij is een bedrag van € 24,79 per jeugdlid per jaar toegekend.

2.3. Olympia betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat daarmee het vertrouwensbeginsel is geschonden, ook zonder dat aan het dispositievereiste is voldaan.

2.3.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2003 in zaak nr. 200203481/1 wordt dienaangaande overwogen dat het vertrouwensbeginsel niet alleen eist dat gewekte verwachtingen worden gehonoreerd, indien deze gerechtvaardigd zijn, maar ook dat bij afweging van de betrokken belangen, waarbij het belang van degene bij wie de gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt zwaar weegt, geen zwaarder wegende belangen - het algemeen belang of belangen van derden - aan het honoreren van de verwachtingen in de weg staan.

Zelfs indien Olympia gevolgd zou worden in het betoog dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel niet vereist is dat iets is gedaan of nagelaten, wat niet zou zijn gedaan of nagelaten als geen vertrouwen zou zijn gewekt, en als gevolg daarvan nadeel is ontstaan, betekent dat niet dat de omstandigheid dat geen nadeel is ontstaan geen betekenis heeft bij de uit te voeren belangenafweging. Onweersproken is dat het college de brief van 26 mei 2009 in de belangenafweging heeft betrokken, maar daaraan niet het gewicht heeft toegekend dat Olympia eraan gehecht wilde zien. Het heeft zwaarder laten wegen dat subsidieverlening op de wijze van de gemeente Cuijk in strijd zou zijn met de subsidieverordening. Het mocht dat doen. Het hoefde aan het mislopen van een hogere subsidie door Olympia niet meer gewicht toe te kennen dan aan het algemeen belang dat gediend wordt door naleving van de subsidieverordening. Het betoog faalt.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.

w.g. Loeb w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011

85-705.