Uitspraak 201001244/1/M1


Volledige tekst

201001244/1/M1.
Datum uitspraak: 1 juni 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellant B], [appellant C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2009 heeft het college aan BL Parts een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een automontagebedrijf en reparatie- en handelsbedrijf in gebruikte auto's aan de Molendijk Noord 80 te Rijssen.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 maart 2010.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Het college heeft zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp en het college, vertegenwoordigd door H.G. Bos, J.M. Blankvoort en A.A.H. Dijkema, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting BL Parts, vertegenwoordigd door mr. F. Kolkman, advocaat te Wierden, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.

2.2. De vergunning is aangevraagd voor het oprichten en in werking hebben van een automontagebedrijf en een reparatie- en handelsbedrijf in gebruikte auto's. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit viel de inrichting onder de categorieën 12.1, 13.1, 28.1, onder a, punt 3 en onder b en 28.4, onder a, punt 4, van bijlage I behorende bij het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer.

2.3. Op 1 januari 2011 zijn het besluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en het Besluit omgevingsrecht in werking getreden. In bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht zijn categorieën van inrichtingen genoemd die vergunningplichtig zijn.

Uit onderdeel C, categorie 28.10, onder 8 van bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht in samenhang gelezen met artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht volgt dat een inrichting voor het demonteren van autowrakken als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit uitsluitend vergunningplichtig is indien de maximale opslagcapaciteit voor vloeibare gevaarlijke afvalstoffen 50 ton is en maximaal 1000 stuks gedemonteerde airbags en gordelspanners opgeslagen kunnen worden.

2.4. De inrichting omvat een kantoor met sanitaire voorzieningen en een showroom/winkel alsmede een loods ten behoeve van aftap- en andere werkzaamheden en de opslag van onderdelen. Op het buitenterrein worden autowrakken en handelsauto's gestald.

Gelet op de aard en de omvang van de bedrijfsactiviteiten zoals daarvan blijkt uit de aanvraag en de - onbetwiste - nadere omschrijving in het deskundigenbericht staat voor de Afdeling vast dat de maximale opslagcapaciteit voor gevaarlijke stoffen minder is dan 50 ton en die van gedemonteerde airbags en gordelspanners minder dan 1000 stuks bedraagt. Dit betekent dat de inrichting met ingang van 1 januari 2011 onder de werking van het Activiteitenbesluit is komen te vallen en dat voor de inrichting geen vergunningplicht meer geldt. Als gevolg hiervan moet worden geoordeeld dat de bij het bestreden besluit verleende vergunning op 1 januari 2011 van rechtswege is komen te vervallen.

2.5. Nu het beroep van [appellant] zich richt tegen een vergunning die van rechtswege is vervallen, bestaat in zoverre geen belang meer bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

2.6. Het beroep is niet-ontvankelijk.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2011

195-688.