Uitspraak 201009971/1/H1


Volledige tekst

201009971/1/H1.
Datum uitspraak: 1 juni 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Roermond,

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 oktober 2010 in zaak nr. 09/1755 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Roermond.

1. Procesverloop

Bij faxbericht van 16 september 2009, heeft [appellant], bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit op een verzoek om handhaving.

Bij besluit van 3 november 2009, verzonden op 6 november 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 26 februari 2010 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 22 april 2010 heeft de rechtbank het hiertegen gedane verzet gegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 oktober 2010 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2010, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R. Leduc, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de in bezwaar gemaakte kosten ten onrechte niet heeft vergoed, omdat het niet-tijdig heeft beslist op zijn verzoek om handhaving. [appellant] stelt in dit verband dat hij het verzoek om handhaving op 19 juli 2009 per fax en per post heeft ingediend. Vervolgens heeft hij, naar hij stelt, ditzelfde verzoek met daarop de aanduiding "aangemaand 25 juli 2009" op 25 juli 2009 wederom per fax verzonden.

2.2. Het college stelt dat het het verzoek om handhaving van 19 juli 2009 niet heeft ontvangen doch uitsluitend de fax van 25 juli 2009.

2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 november 2007, 200703018/1) draagt de afzender in beginsel het risico van verzending bij verzending per fax. De gevolgen van een mislukte poging tot verzending komen voor zijn rekening. Het is aan de indiener om de ontvangst van het stuk aannemelijk te maken. In dit geval heeft [appellant] verwezen naar het faxverzendbewijs met daarop "OK". Dit is onvoldoende om aannemelijk te achten dat het verzoek om handhaving van 19 juli 2009 door het college is ontvangen.

Het college heeft verwezen naar het faxjournaal van ontvangen en verzonden faxberichten in de periode tussen 17 tot en met 24 juli 2009, waarin de fax van 19 juli 2009 niet is geregistreerd. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het faxjournaal. Op 19 juli 2009 om 15.59 uur is één faxbericht ontvangen zonder vermelding van de afzender. Het verzoek om handhaving is volgens de gegevens van [appellant] om 16.53 uur, dus bijna een uur later, gefaxt.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de volgens [appellant] foutieve tijdsinstelling van zijn faxapparaat voor zijn rekening komt. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank er terecht van uit is gegaan dat het handhavingsverzoek niet eerder dan 25 juli 2009 is ontvangen. De termijn van acht weken om op dit verzoek te besluiten, is verlopen op 19 september 2009. Bij brief van 16 september 2009, verzonden op 17 september 2009, heeft het college de mededeling gedaan als bedoeld in artikel 4:13, vierde lid, van de Awb en heeft het de beslistermijn verlengd tot 6 november 2009. Dat betekent dat ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift van 16 september 2009 geen sprake was van het niet-tijdig nemen van een besluit, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bezwaarschrift van 16 september 2009 voor het verstrijken van de beslistermijn is ingediend.

Het betoog faalt.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.

w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2011

17-702.