Uitspraak 201706942/1/R1


Volledige tekst

201706942/1/R1.
Datum uitspraak: 14 maart 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Aalsmeer,

en

de raad van de gemeente Aalsmeer,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Royal Terra Nova" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2018, waar de raad, vertegenwoordigd door J. Koch, is verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan heeft betrekking op de agrarische gronden aan de [locatie 1]. De gronden zijn gelegen achter het woonlint van de Uiterweg en worden aan de noordzijde begrensd door de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Het plan is vastgesteld zodat de gronden waarop het plan betrekking heeft, kunnen worden heringericht ten behoeve van verblijfsrecreatie. Hiervoor werden de desbetreffende gronden gebruikt voor de uitoefening van glastuinbouw. [appellante] exploiteert een tuinbouwbedrijf op het perceel [locatie 2]. Haar gronden liggen naast de gronden waar dit plan betrekking op heeft. Zij richt zich tegen de voorziene recreatiewoningen en de uitbreiding van de woonbestemming ten opzichte van het voorheen geldende plan, omdat zij vreest dat het plan in zoverre zal leiden tot onaanvaardbare belemmeringen van haar bedrijfsvoering.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Wettelijke bepalingen en planregels

3. De relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Beroepsgronden

4. [appellante] betoogt dat het plan ten onrechte leidt tot belemmeringen van haar bedrijfsvoering. Zij voert aan dat onvoldoende is onderzocht of ter plaatse van de voorziene recreatiewoningen en de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Volgens [appellante] heeft de raad de richtafstand tussen haar bedrijf en het plangebied zoals die voortvloeit uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) ten onrechte niet in acht heeft genomen. Ook voert [appellante] aan dat de raad de spuitzone van 50 m rondom haar bedrijf ten onrechte niet in acht heeft genomen.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de voorziene recreatiewoningen en het uitbreiden van de woonbestemming ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan niet zullen leiden tot belemmeringen van de bedrijfsvoering van [appellante]. Primair voert hij aan dat recreatiewoningen niet zijn aan te merken als gevoelige functie. Subsidiair voert de raad aan dat wordt voldaan aan de richtafstand zoals die voortvloeit uit de VNG-brochure. Ook voert de raad onder verwijzing naar het rapport "Locatiespecifiek spuitzone-onderzoek", van 22 december 2017, opgesteld door SPA WNP Ingenieurs (hierna: Locatiespecifiek spuitzone-onderzoek) aan dat de afstand tussen het perceel van [appellante] en de voorziene recreatiewoningen en de woning aanvaardbaar is.

4.2. Het bestemmingsplan "Uiterweg Plasoevers 2005" heeft betrekking op de gronden van [appellante]. Aan dat plandeel is de bestemming "Agrarische doeleinden" toegekend. De gronden van [appellante] grenzen aan de westelijke zijde van het plangebied. Tussen de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" in het bestemmingsplan waar deze zaak over gaat en het plandeel dat betrekking heeft op de gronden van [appellante], ligt een plandeel met de bestemming "Water". De afstand tussen het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" met de aanduiding "bouwvlak" en het plandeel dat betrekking heeft op de gronden van [appellante], is ongeveer 11,5 m. De afstand tussen het plandeel met de bestemming "Wonen" en het plandeel dat betrekking heeft op de gronden van [appellante], is ongeveer 17 m.

Gevoelige functie

4.3. De Afdeling volgt het standpunt van de raad niet dat er bij recreatiewoningen geen sprake is van een gevoelige functie. In dit verband is van belang dat de Afdeling in rechtsoverweging 2.7.1. van haar uitspraak van 23 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8308, over kampeervoorzieningen reeds heeft overwogen dat sprake is van een gevoelige functie, omdat kampeerders verblijven en overnachten op het terrein, zodat er sprake is van een verblijfsfunctie en niet aannemelijk is dat de kampeerders geen enkel risico op gezondheidsschade lopen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de aangrenzende percelen. Dit gaat naar het oordeel van de Afdeling ook op voor recreatiewoningen. De raad heeft gelet hierop terecht vervolgens bezien of de voorziene recreatiewoningen aanvaardbaar zijn gelet op het naastgelegen tuinbouwbedrijf en de daarbij behorende spuitzone.

Aanbevolen richtafstand VNG-brochure

4.4. In de VNG-brochure staat dat tuinbouwbedrijven, behoudens champignonkwekerijen met mestfermentatie, worden aangemerkt als bedrijven in milieucategorie 2. Hiervoor wordt een richtafstand van 30 m aanbevolen indien de omgeving kan worden aangemerkt als rustige woonwijk of rustig buitengebied. Deze richtafstand kan met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. In dat geval wordt een richtafstand van 10 m aanbevolen. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.

4.5. Vast staat dat [appellante] op haar perceel een tuinbouwbedrijf exploiteert. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de richtafstand in dit geval met één afstandsstap kan worden verlaagd, omdat sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de ontwikkeling is voorzien in een gebied met een matige tot sterke functiemenging, wat blijkt uit de overwegend agrarische en andere bedrijvigheid in de directe omgeving. De aanbevolen richtafstand is dus 10 m. De afstand tussen de plandelen met de bestemming "Wonen", onderscheidenlijk de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" met de aanduiding "bouwvlak" en het plandeel dat betrekking heeft op de gronden van [appellante], is ongeveer 17 m, onderscheidenlijk 11,5 m. De raad heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat aan de aanbevolen richtafstand wordt voldaan.

Het betoog faalt.

Locatiespecifiek spuitzone-onderzoek

4.6. In het Locatiespecifiek spuitzone-onderzoek is bezien of de voorziene gevoelige functies die dit plan mogelijk maakt aanvaardbaar zijn gelet op het tuinbouwbedrijf van [appellante]. Er is rekening gehouden met driftverspreiding als gevolg van het neerwaarts toepassen van gewasbeschermingsmiddelen met een driftreductie van 75% in de viburnum- en seringenkwekerij van [appellante]. De conclusie van dit onderzoek is dat er binnen het plangebied zonder verdere maatregelen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de bedrijfsvoering en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de kwekerij van [appellante] niet worden belemmerd als gevolg van het plan.

4.7. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de hiervoor al genoemde uitspraak van 23 september 2009, wordt een planologische keuze om een afstand van 50 m aan te houden tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, in het algemeen niet onredelijk geacht. Toch kan een keuze voor een kortere afstand in een bepaalde situatie redelijk zijn indien aan die keuze een deugdelijke motivering ten grondslag is gelegd. Anders dan in de zaak die ten grondslag lag aan de uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:855 - waarnaar [appellante] verwijst - heeft de raad in dit geval voor een dergelijke motivering verwezen naar het Locatiespecifiek spuitzone-onderzoek. In het Locatiespecifiek spuitzone-onderzoek is geconcludeerd dat binnen het plangebied zonder verdere maatregelen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de bedrijfsvoering en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de kwekerij van [appellante] niet worden belemmerd als gevolg van het plan. [appellante] heeft dit onderzoek niet bestreden. Gelet op het Locatiespecifiek spuitzone-onderzoek heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot belemmeringen van de bedrijfsvoering van [appellante].

Het betoog faalt.

Conclusie

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Delauw
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2018

812.


BIJLAGE

* Bij rechtsoverwegingen 4.3, 4.5 en 4.7

Planregels

Bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie"

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie (R-VR) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijfsmatig aangeboden recreatievoorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie;

[…].

4.2 bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 4.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a. hoofdgebouwen, die uitsluitend binnen het bouwvlak, als aangegeven op de planverbeelding, mogen worden geplaatst; […]

4.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen van het hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:

a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande recreatiewoningen worden gebouwd;

[…].

Planregels behorend bij het bestemmingsplan "Uiterweg Plasoevers 2005"

Artikel 11 Agrarische doeleinden

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor "Agrarische doeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. tuinbouwbedrijven; […]