Uitspraak 201006020/1/R2


Volledige tekst

201006020/1/R2.
Datum uitspraak: 16 februari 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante A], [appellante B], [appellante C] en [appellant D] (hierna: [appellant] e.a.), gevestigd, dan wel wonend, te [plaats],

en

de raad van de gemeente Epe,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Eekterveld" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 21 juli 2010.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2011, waar [appellant] e.a., vertegenwoordigd door mr. A.A. Robbers, advocaat te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door M.A. Geerts, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het plan voorziet in een actuele planregeling voor het bedrijventerrein Eekterveld.

2.2. [appellant] e.a. komen in beroep op tegen de aanduiding "bedrijfswoning" voor hun woning op het perceel [locatie] te Vaassen. Zij voeren aan dat zij het gemeentebestuur hebben voorgesteld de bedrijfswoning weg te bestemmen met daarbij als compensatie dat elders in de gemeente, buiten het plangebied, op een door [appellant] e.a. aangegeven locatie de bouw van een woning mogelijk wordt gemaakt. De aanwezigheid van de bedrijfswoning op het bedrijventerrein staat namelijk de uitbreiding en intensivering van de bedrijfsvoering van hun bedrijven en omliggende bedrijven op termijn in de weg. Bovendien heeft de raad ten onrechte geen onderzoek verricht naar het maximale binnenniveau van geluid in de woning van [appellant].

2.3. De raad wil geen medewerking verlenen aan het voorstel van [appellant] e.a. Volgens de raad is het woonklimaat in de woning van [appellant] voldoende gewaarborgd en wordt aan het maximale binnenniveau van geluid van 35 dB(A) in de woning voldaan. Voorts is het volgens de raad niet aannemelijk dat omliggende bedrijven door de bedrijfswoning in de toekomst in hun gebruik zullen worden beperkt.

2.4. In de onderhavige procedure staat alleen het besluit van de raad van 25 maart 2010 ter beoordeling. Hierin is niets opgenomen over de bestemming van het perceel waarop [appellant] een nieuwe woning wil bouwen.

2.5. [appellant] e.a. hebben niet aannemelijk gemaakt dat de aanduiding "bedrijfswoning" de uitbreiding en intensivering van de bedrijfsvoering van de bedrijven op het bedrijventerrein op termijn in de weg staat. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het toegelaten gebruik van de gronden rondom de bedrijfswoning in dit plan niet is veranderd ten opzichte van het vorige plan. Voorts zijn er geen concrete plannen voor uitbreiding van de omliggende bedrijven.

2.6. Ten aanzien van het betoog van [appellant] e.a. dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar het maximale binnenniveau van geluid in de woning van [appellant] overweegt de Afdeling dat het bedrijventerrein in het verleden was gezoneerd op basis van de Wet geluidhinder, waardoor de op het gezoneerde bedrijventerrein gelegen bedrijfswoning niet tegen geluidsoverlast werd beschermd. In dit plan is de zonering opgeheven. De toegestane geluidsbelasting vanwege een inrichting op de gevel van de bedrijfswoning van [appellant] wordt daarom gereguleerd door de milieuregelgeving die van toepassing is op de inrichtingen die de geluidsbelasting veroorzaken.

Op de woning van [appellant D] is een berekende maximale gevelbelasting aanwezig van 56 dB(A). Bij die berekening is voor elk bedrijf echter de maximale geluidsruimte opgenomen, terwijl menig bedrijf die niet gebruikt. De waarde van 56 dB(A) wordt in de praktijk derhalve niet gehaald. De raad heeft kunnen aannemen dat de gevel van de woning in een goede staat is, waardoor aan het maximale binnenniveau van geluid van 35 dB(A) wordt voldaan. Hierbij merkt de Afdeling nog op dat [appellant] nooit over geluidhinder heeft geklaagd.

Gelet op het feit dat de woning van [appellant] een bestaande bedrijfswoning op een bedrijventerrein is, acht de Afdeling het standpunt van de raad dat de geluidsbelasting aanvaardbaar is, niet onredelijk. De raad heeft dan ook de bedrijfswoning als zodanig en overeenkomstig het huidige gebruik kunnen bestemmen.

2.7. In hetgeen [appellant] e.a. hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.

w.g. Hagen w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2011

234-683.