Uitspraak 201003281/2/M1


Volledige tekst

201003281/2/M1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van:

[verzoekster], gevestigd te [plaats],

om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het beroep.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] op 26 november 2009 bezwaar gemaakt.

Bij brief van 31 maart 2010 heeft [verzoekster] het college schriftelijk medegedeeld dat het in gebreke is tijdig een besluit te nemen op haar bezwaar.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2010, heeft [verzoekster] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar.

Bij besluit van 20 april 2010 heeft het college het bezwaar van [verzoekster] ongegrond verklaard.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2010, heeft [verzoekster] het beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht het college te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) beslist het bestuursorgaan binnen zes weken - of indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

Ingevolge artikel 7:10, derde lid, van de Awb kan het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.

Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.

Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.

2.2. Hetgeen [verzoekster] met haar beroep nastreeft, is op zichzelf bereikt, aangezien het college inmiddels bij besluit van 20 april 2010 heeft beslist op haar bezwaar.

Met betrekking tot de vraag of aanleiding bestaat om het college in de proceskosten te veroordelen overweegt de Afdeling dat moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder de reden voor het vervallen van procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot deze veroordeling.

2.3. Het bestreden besluit is gedateerd en verzonden op 3 november 2009. [verzoekster] heeft bij brief van 26 november 2009 hiertegen bezwaar gemaakt. Na afloop van de bezwaartermijn van zes weken, liep de beslistermijn voor het college ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb van 16 december 2009 tot en met 26 januari 2010. Bij brief van 28 januari 2010 heeft het college aan [verzoekster] medegedeeld dat het de beslissing heeft verdaagd voor ten hoogste zes weken. Aangezien deze verdagingsbeslissing na ommekomst van de beslistermijn is genomen, komt daaraan evenwel geen betekenis toe.

Nu het college niet uiterlijk 26 januari 2010 een besluit op bezwaar heeft genomen en evenmin binnen deze beslistermijn aan [verzoekster] heeft medegedeeld dat de beslissing werd verdaagd, was het college met ingang van 27 januari 2010 in gebreke tijdig een besluit te nemen op het bezwaar van [verzoekster].

2.4. [verzoekster] heeft het college bij brief van 31 maart 2010 schriftelijk medegedeeld dat het in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Bij brief van 1 april 2010 heeft [verzoekster] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college. Nu [verzoekster] beroep bij de Afdeling heeft ingesteld op een tijdstip waarop nog niet twee weken verstreken waren sedert het tijdstip waarop [verzoekster] het college schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke was tijdig een besluit te nemen, is het beroep, gelet op artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voortijdig ingesteld. Het voortijdig indienen van het beroepschrift is in dit geval niet op grond van artikel 6:10 van de Awb verschoonbaar. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat [verzoekster] bij het besluit van 20 april 2010 is tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Er bestaat reeds daarom geen grond om het college in de proceskosten te veroordelen.

2.5. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2010

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).

- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.

- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.

195-644.