Uitspraak 201002031/1/H2


Volledige tekst

201002031/1/H2.
Datum uitspraak: 13 oktober 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2010 in zaak nr. 09/76 in het geding tussen:

[appellante]

en

de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand Utrecht, hierna: het bestuur).

1. Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het bestuur een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] afgewezen.

Bij besluit van 17 november 2008 heeft het bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2010, hoger beroep ingesteld.

Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam bij het bestuur, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) kan het bestuur de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.

Ingevolge artikel 32 geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

Ter nadere invulling van zijn in onder meer artikel 32 van de Wrb neergelegde bevoegdheid heeft het bestuur beleidsregels vastgesteld die zijn neergelegd in het Handboek Toevoegen, uitgave april 2007 (hierna: het Handboek).

Volgens aantekening 2 bij artikel 32 van de Wrb van het Handboek is het begrip rechtsbelang in artikel 1 Brt gedefinieerd als het belang waarvoor de rechtzoekende rechtsbijstand aanvraagt. Aldus gedefinieerd zal in de beoordeling moeten worden betrokken wat het door de rechtzoekende met de rechtsbijstand beoogde eindresultaat is, met welk oogmerk rechtsbijstand is verzocht. De wijze waarop het belang behartigd wordt en de wegen die daartoe bewandeld worden, zijn voor de beoordeling minder bepalend. Bij de beoordeling van vervolgaanvragen gaat het veeleer om de vraag of de werkzaamheden waarvoor toevoeging wordt aangevraagd, dienen ter behartiging van hetzelfde rechtsbelang waarvoor reeds eerder is toegevoegd. Indien sprake is van een samenstel van belangen, zal moeten worden beoordeeld of deze ieder afzonderlijk een zelfstandige betekenis hebben, dan wel zo nauw met elkaar samenhangen dat niet gesproken kan worden van een zelfstandig rechtsbelang.

2.2. [appellante] heeft bij aanvraag van 1 november 2007 een toevoeging gevraagd voor het voeren van verweer tegen een vordering in kort geding van de stichting Stichting Woonbron (hierna: Stichting Woonbron) tot ontruiming van de door haar van [verhuurder] gehuurde woning. Het bestuur heeft bij besluit van 8 januari 2008, gehandhaafd bij besluit van 17 november 2008, de gevraagde toevoeging geweigerd, aangezien de werkzaamheden vallen onder de reeds verleende toevoeging met nr. 4GK2404, afgegeven bij besluit van 22 augustus 2007. Deze toevoeging zag op het geven van advies terzake van de ontbinding van de onderhuurovereenkomst tussen [appellante] en de verhuurder.

2.3. De rechtbank heeft het beroep gericht tegen het besluit van 17 november 2008 ongegrond verklaard, omdat het bestuur de gevraagde toevoeging mocht weigeren. Daartoe heeft zij overwogen dat de gevraagde rechtsbijstand in beide zaken betrekking had op het behoud van de woning dan wel het vinden van een alternatieve oplossing voor het woningprobleem van [appellante]. Het verkrijgen van een schadevergoeding in het geschil met haar verhuurder is een afgeleid belang, aldus de rechtbank.

2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat beide zaken betrekking hebben op hetzelfde rechtsbelang. Met de ontbinding van de onderhuurovereenkomst, waarop de toevoeging met nr. 4GK2404 zag, beoogde [appellante] om een schadevergoeding te verkrijgen van haar verhuurder. Met het voeren van verweer in het kort geding tot ontruiming, aangespannen door de Stichting Woonbron, waarop de thans gevraagde toevoeging ziet, beoogde [appellante] uitstel te krijgen van ontruiming, beslag te voorkomen en het kort geding stop te zetten.

2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 15 oktober 1999 in zaken nrs. H01.99.0159 tot en met H01.99.0163 (AB 2000, 2) volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef onder b, en 32 van de Wrb, in onderlinge samenhang gelezen, dat, indien sprake is van één rechtsbelang met één toevoeging kan worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel, in geval van één procedure, sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb.

Vaststaat dat beide geschillen voortkomen uit de onrechtmatige onderverhuur aan onder meer [appellante] en de beëindiging daarvan. De rechtsbijstand waarvoor toevoegingen zijn gevraagd is in beide zaken gericht op het bereiken van redelijke voorwaarden waaronder die beëindiging kan plaatsvinden. Er is derhalve sprake van geschillen die met elkaar verband houden dan wel in elkaars verlengde liggen en waarbij sprake is van een zodanige verwevenheid, dat zij één en hetzelfde rechtsbelang betreffen. De rechtbank heeft dan ook terecht en op goede gronden overwogen dat het verzoek om een toevoeging hetzelfde rechtsbelang tot voorwerp heeft als waarvoor [appellante] eerder een toevoeging is verleend.

2.4.2. Nu er sprake is van één rechtsbelang, kan in beginsel met één toevoeging worden volstaan. Nu niet in geschil is dat de rechtsbijstand waarop de aanvraag van 1 november 2007 betrekking heeft, ziet op een procedure, terwijl de aan [appellante] verstrekte toevoeging met nr. 4GK2404 op advies zag, is er geen sprake van meerdere procedures en evenmin van meer dan één instantie in één procedure, als bedoeld in artikel 32 van de Wrb. De rechtbank is derhalve terecht tot het oordeel gekomen dat het bestuur de aanvraag van 1 november 2007 op goede gronden heeft geweigerd.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.

w.g. Wortmann w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010

362-680.