Uitspraak 200906283/1/R2


Volledige tekst

200906283/1/R2.
Datum uitspraak: 21 juli 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Batau Holding B.V., gevestigd te Nieuwegein,
appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2009, kenmerk 2009INT244657, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente
Nieuwegein, bij besluit van 26 november 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Batau-Noord 2008" (hierna: het plan).

Tegen dit besluit heeft de Batau Holding bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2009, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2010, waar de Batau Holding, vertegenwoordigd door drs. M.L. Borghouts-Niessen, bijgestaan door mr. L.A. van Montfoort, en het college, vertegenwoordigd door ing. M. van Gessel, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door drs. M. Broersma, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. Met het plan wordt beoogd een aantal verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. Het plan is overwegend conserverend van aard.

2.3. De Batau Holding kan zich niet verenigen met de goedkeuring van het plan voor zover dit betrekking heeft op de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" voor het perceel Nedereindseweg 304. Hiertoe stelt zij dat het uitgangspunt van de raad om alleen ontwikkelingen waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden in het plan te verwerken, in strijd is met de systematiek van de WRO. In dit verband stelt de Batau Holding dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de bij het gemeentebestuur bekende en in beginsel goedgekeurde uitbreidingsplannen van de apotheek. Verder stelt zij dat de woonbestemming niet zal worden gerealiseerd.

2.3.1. Het college acht het uitgangspunt van de raad om bij actualisatie van bestemmingsplannen de bestaande situatie vast te leggen en alleen ontwikkelingen waarover de besluitvorming is afgerond te verwerken, niet onredelijk. Nu nog geen bouwplan is ingediend dat aan de gestelde voorwaarden voldoet en de besluitvorming dus nog niet is afgerond, acht het college het juist dat deze ontwikkeling nog niet in het plan is verwerkt.

2.3.2. De raad stelt dat, nu nog geen besluit is genomen over de door de Batau Holding gewenste uitbreiding, in het kader van een snelle actualisering van bestemmingsplannen aansluiting is gezocht bij het vorige bestemmingsplan. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat hij bekend is met de gewenste uitbreiding en dat alleen de welstandscommissie nog geen positief advies heeft uitgebracht. Er bestaat volgens de raad nog onenigheid over de inpassing van de apotheek in de bestaande lintbebouwing aan de Nedereindseweg en de vormgeving die daarbij wordt gekozen.

2.4. Op bladzijde 47 van de plantoelichting is onder meer vermeld dat de belangrijkste aanleiding voor opstelling van het plan is geweest om een actueel bestemmingsplan te verkrijgen.

2.4.1. Naar uit het voorgaande blijkt, hanteert de raad het uitgangspunt dat ontwikkelingen alleen dan in het plan worden verwerkt indien daarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden. De Afdeling begrijpt dit uitgangspunt, gelet op hetgeen namens de raad ter zitting is verklaard, aldus dat alvorens de door de Batau Holding gewenste ontwikkeling in het plan kon worden meegenomen een bouwvergunning moest zijn verleend en de afwijkingsprocedure moest zijn gevolgd. Hoewel het aanvaardbaar kan zijn het uitgangspunt te hanteren om slechts concrete plannen in het bestemmingsplan te verwerken met het oog op een snelle actualisatie van verouderde bestemmingsplannen, acht de Afdeling de voorwaarde van afgeronde besluitvorming in de vorm van een bouwvergunning te vergaand. In het stelsel van de WRO is een bestemmingsplan bij uitstek het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd en is deze kaderstellend voor verdere ruimtelijke besluitvorming. Het uitgangspunt van de raad waarin dit systeem wordt omgedraaid, moet derhalve in strijd worden geacht met de systematiek van de WRO. Daarbij is van belang dat de raad zich bereid heeft verklaard mee te werken aan de uitbreiding van de apotheek, maar dat alleen over het uiterlijk van de uitbreiding door het college van burgemeester en wethouders nog geen definitief standpunt is ingenomen.

2.5. De conclusie is dat hetgeen de Batau Holding heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plan in zoverre goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" dat ziet op het perceel Nedereindseweg 304.

Tevens ziet de Afdeling aanleiding goedkeuring aan genoemd plandeel te onthouden.

2.6. Vanwege het vorenstaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.

2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van de Batau Holding te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 14 juli 2009, kenmerk 2009INT244657, voor zover dit betrekking heeft op het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" dat ziet op het perceel Nedereindseweg 304;

III. onthoudt goedkeuring aan het onder II genoemde plandeel;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 14 juli 2009;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Utrecht tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Batau Holding B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Utrecht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Batau Holding B.V. het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010

234-647.