Uitspraak 201001014/2/R3


Volledige tekst

201001014/2/R3.
Datum uitspraak: 28 juni 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Drimmelen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Drimmelen,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Drimmelen,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Drimmelen het bestemmingsplan "Lage Zwaluwe West" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2010, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010 beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 juni 2010, waar [verzoeker sub 1] in persoon en bijgestaan door mr. J.W.O. Croockewit, advocaat te Amsterdam, [verzoeker sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te 's-Hertogenbosch, en drs. A. Wijnen en drs. P.R.M. Bauer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Het verzoek van [verzoeker sub 1]

2.2. Het verzoek van [verzoeker sub 1], die een supermarkt exploiteert aan de Pastoor van Hooijdonklaan 3 in Lage Zwaluwe, spitst zich toe op de aan een perceel aan de Onderstraat toegekende bestemming "Gemengd (GD)", waarmee is voorzien in de vestiging van een supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlakte van 1500 m². [verzoeker sub 1] betoogt dat door de toevoeging van winkelaanbod en het ontbreken van een regeling voor bestaande winkelvoorzieningen in de kern Lage Zwaluwe een overaanbod aan detailhandel zal ontstaan. Hij voert daartoe onder meer aan dat in een rapport van 2005 is aangetoond dat in de betreffende kern geen ruimte is voor twee volwaardige supermarkten van 1500 m² en dat het standpunt van de raad dat dit anders is komen te liggen doordat inmiddels supermarktmeters van de oude "Meermarktvestiging" zijn vervallen, onvoldoende is onderbouwd. Uitvoering van het plan zal leiden tot een duurzame ontwrichting van de distributieplanologische structuur ter plaatse en de belangen van bestaande ondernemers en detaillisten in het verzorgingsgebied waarvan het plangebied deel uitmaakt zullen daardoor onevenredig worden geschaad, aldus [verzoeker sub 1].

2.3. Ter zitting is gebleken dat het plangebied is opgedeeld in bouweenheden die gefaseerd ontwikkeld zullen worden. Gelet op de termijn waarop beoogd wordt om de realisering van het winkelcentrum te starten, acht de voorzitter een spoedeisend belang bij het verzoek aanwezig.

2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 juni 2009 in zaak nr. 200808122/1/R3) komt voor de vraag of sprake is van overaanbod in het verzorgingsgebied en een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of sprake is van een mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen, maar is het doorslaggevende criterium of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin, dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen.

2.5. De raad heeft ter zake overwogen dat in de kern Lage Zwaluwe sprake is van verspreide ligging van de bestaande winkelvoorzieningen in de lintbebouwing en de aangebouwde nieuwe wijken en van een afnemend voorzieningenniveau. De raad staat op het standpunt dat het uitblijven van herontwikkeling van de detailhandel ertoe zal leiden dat het detailhandelsaanbod zal verschralen. Om het voorzieningenniveau in de kern op peil te houden, voorziet het plan in concentratie van de detailhandel in een duidelijke kernwinkelvoorziening. In rapportages uit 2005, 2008 en 2009 met betrekking tot distributieve marktverkenning is vermeld dat, mede door leegstaande winkelruimte, rekenkundig uitbreidingsruimte bestaat voor het dagelijkse segment van de markt van ongeveer 1550 m² brutovloeroppervlak (hierna: bvo). Voorts wordt voor de kern Lage Zwaluwe ten gevolge van de geplande woningbouw voor het jaar 2015 een groei van het inwonertal met 700 als een reële aanname beschouwd. Volgens de rapportages zijn in de omgeving bovendien verschillende woonplaatsen met een vergelijkbare omvang en beperkte regiofunctie als Lage Zwaluwe waar twee supermarkten gevestigd zijn en beschikt de gemeente Drimmelen volgens het koopstromenonderzoek West-Brabant over het geringste aantal vierkante meters winkeloppervlak van alle landelijke gemeenten.

2.6. Het plan voorziet in de realisering van een supermarkt van 1500 m² bvo. In de rapportage van 2005, waarop [verzoeker sub 1] zich beroept, was uitgegaan van een marktruimte voor het dagelijkse segment van 1250 m² bvo. Volgens de recentere rapportages is het in het plan opgenomen enigszins ruimere bvo, door omzetstijging in de afgelopen jaren en de schaalvergrotingstendens bij supermarkten, inpasbaar.

Gelet op een en ander bestaat naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grond om aan te nemen dat het voorzieningenniveau duurzaam zal worden ontwricht. Zoals hiervoor is overwogen, richt de vraag of zich een ontwrichting van het voorzieningenniveau in de detailhandelssector zal voordoen zich immers op de vraag of ten gevolge van het plan voor de inwoners van de gemeente een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen. [verzoeker sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het plan daaraan in de weg zal komen te staan.

Overigens is ter zitting gebleken dat, anders dan [verzoeker sub 1] heeft betoogd, is voorzien in een regeling van relocatie van de bestaande bedrijven naar het nieuwe winkelcentrum door middel van een overeenkomst met de betrokken ontwikkelingsmaatschappij dat aan zittende ondernemers voorrang zal worden verleend bij vestiging in het winkelcentrum.

2.7. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door de realisering van de supermarkt geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in de kern Lage Zwaluwe zal ontstaan. Het verzoek van [verzoeker sub 1] wordt dan ook afgewezen.

Het verzoek van [verzoeker sub 2]

2.8. [verzoeker sub 2], die woont aan de [locatie], kan zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" betreffende de gronden die zijn gelegen tussen de Kruisstraat/Oudeweg en de Repel/Roterij. Hiermee is voorzien in de bouw van vrijstaande woningen, twee-onder-één kapwoningen en rijtjeswoningen en, direct aan de Kruisstraat, zogenoemde starterswoningen. [verzoeker sub 2] voert aan dat de bebouwing een inbreuk betekent op zijn privacy en woongenot, onder meer door de situering van de direct aan zijn perceel grenzende tuinen van de woningen aan de Kruisstraat. Ten gevolge van de beperkte ontsluiting van het plangedeelte rond het nieuwe verzorgingscentrum en winkelcentrum via de Oudeweg zal voorts het verkeer op de Repel toenemen, en daarmee ook de geluidoverlast en verkeersonveiligheid. De bebouwing zal volgens hem tevens leiden tot een aanzienlijke waardevermindering van zijn perceel, temeer omdat de gemeente voornemens is eerst een aantal starterswoningen aan de Kruisstraat te realiseren en de overige bebouwing in een veel later stadium, mede afhankelijk van de dan geldende vraag, te ontwikkelen. Het solitair bouwen van de woningen aan de Kruisstraat zal het aanzicht van de entree van de Lage Zwaluwe en de woningen aan de Repel/Roterij aantasten. [verzoeker sub 2] heeft ten slotte aangevoerd dat de bebouwing is gepland op korte afstand van een straalbedrijf en een LPG-tankstation en, in strijd met het provinciale beleid, in de directe omgeving van een grootschalige geitenhouderij.

2.9. Met betrekking tot de nabijheid van een geitenhouderij heeft de raad er in zijn verweerschrift op gewezen dat op 20 juli 2009 een onderzoek is uitgevoerd conform de Wet geurhinder en veehouderij, waarbij de dichtstbijzijnde geitenhouderij aan de Kruisstraat nr. 50 te Lage Zwaluwe is betrokken. Naar aanleiding hiervan is besloten om een aanvankelijk binnen de geurcontour van dat bedrijf geplande woning in noordelijke richting op te schuiven, zodat deze buiten de geurcontour is voorzien. Ter zitting heeft de raad opgemerkt dat het provinciale beleid waarop [verzoeker sub 2] doelt ziet op de uitbreiding van geitenhouderijen en voorts dateert van na het bestreden besluit.

2.10. Uit het voorgaande blijkt dat de raad bij zijn besluitvorming niet tevens het aspect van de volksgezondheid heeft betrokken.

Vast staat dat enige tijd een tijdelijke bouwstop voor geitenhouderijen in de provincie Noord-Brabant heeft gegolden, in afwachting van de resultaten van onderzoek naar de risico's van de intensieve veehouderij voor de volksgezondheid. Gebleken is dat indertijd als een van de mogelijke oplossingen werd gedacht aan een verbod met betrekking tot de uitbreiding en nieuwvestiging van geitenhouderijen op een afstand van 500 meter van woonkernen.

Het tijdelijke bouwverbod is inmiddels in de "Verordening ruimte Noord-Brabant - fase 1", verlengd tot 1 juni 2012, opnieuw in afwachting van de uitkomsten van onderzoek naar de te treffen maatregelen. Blijkens de toelichting op deze verordening is ook thans nog als een van de mogelijke strategieën het hanteren van een minimale afstand tussen geitenhouderijen tot woonkernen in beeld.

2.11. Vast staat dat het overgrote deel van de door [verzoeker sub 2] bestreden nieuwbouw binnen 500 meter van de geitenhouderij aan de Kruisstraat ligt. Mede gelet op het voorgaande had het op de weg van de raad gelegen om te bepalen of de geplande woningbouw nabij de geitenhouderij vanuit een oogpunt van volksgezondheid wel toelaatbaar kon worden geacht. Nu deze toets achterwege is gebleven acht de voorzitter het voorshands noodzakelijk, gelet op de onzekerheden met betrekking tot de maatregelen inzake de verspreiding van de Q-koorts, vanuit het oogpunt van een zorgvuldige belangenafweging het desbetreffende deel van het plan te schorsen. Hierdoor wordt voorkomen dat onomkeerbaar een nieuwe situatie kan ontstaan die uit een oogpunt van volksgezondheid onwenselijk wordt geoordeeld.

2.12. De voorzitter overweegt daarbij nog dat artikel 8.3, derde lid, van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 8.4, eerste lid, van de Wro aldus moet worden gelezen dat een tijdens de beroepstermijn ingediend verzoek om voorlopige voorziening de inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan eveneens opschort en dat de afwijzing van een verzoek met zich brengt dat dit besluit in werking treedt. Schorsing van delen van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan brengt in dit geval niet reeds met zich dat ook het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan geheel of gedeeltelijk moet worden geschorst. In dit verband overweegt de voorzitter dat zolang het exploitatieplan in werking, maar niet onherroepelijk is, de aanhoudingsplicht als bedoeld in artikel 50a van de Woningwet geldt. Deze aanhouding duurt totdat een exploitatieplan onherroepelijk is. Deze aanhoudingsplicht kan ingevolge het derde lid van laatstgenoemd artikel worden doorbroken en in de periode tot de uitspraak in de hoofdzaak kan door het college van burgemeester en wethouders van deze regeling gebruik worden gemaakt. Bij de afweging, als bedoeld in artikel 50a, derde lid, van de Woningwet, dient het college het risico van een mogelijke vernietiging van het exploitatieplan in de hoofdzaak te betrekken.

2.13. Gelet op het voorgaande behoeft het verzoek van [verzoeker sub 2] voor het overige geen bespreking meer.

2.14. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van [verzoeker sub 1] bestaat geen aanleiding. Ten aanzien van [verzoeker sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Drimmelen van 29 oktober 2009, voor zover het het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" met betrekking tot de percelen die zijn gelegen tussen de Kruisstraat/Oudeweg en de Repel/Roterij betreft;

II. wijst het verzoek van [verzoeker sub 1] af;

III. gelast dat de raad van de gemeente Drimmelen aan [verzoeker sub 2] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. T.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Sloten w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2010

240.