Uitspraak 200906421/1/M2


Volledige tekst

200906421/1/M2.
Datum uitspraak: 19 mei 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Liesveld,

en

het college van burgemeester en wethouders van Liesveld,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de door [maatschap] gedreven melkrundveehouderij aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2009, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar.

Bij besluit van 28 september 2009 heeft het college alsnog opnieuw een besluit op bezwaar genomen en het verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen afgewezen voor zover het de gestelde overtreding van de voorschriften van 1.1.3 en 1.1.5 van de bijlage bij het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: het Besluit landbouw) betreft.

Naar aanleiding van dit besluit heeft [appellant] bij brieven van 14 oktober 2009, 4 november 2009 en 8 december 2009 de gronden van zijn beroep aangevuld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Ruijter, advocaat te Alblasserdam, zijn verschenen. Voorts is [maatschap], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.

Gelet op voormeld artikellid heeft het beroep van [appellant] mede betrekking op het besluit van 28 september 2009. Ter zitting heeft [appellant] zijn beroep ingetrokken voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

2.2. Bij uitspraak van 10 juni 2009, in zaak nr. 200803314/1/M2, heeft de Afdeling een eerder besluit op bezwaar van 3 april 2008 vernietigd, voor zover het de gestelde overtreding van de voorschriften 1.1.3 en 1.1.5 van de bijlage bij het Besluit landbouw betreft, en het college opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak met in achtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het college het besluit van 28 september 2009 genomen.

2.3. [appellant] voert aan dat niet op basis van nieuwe controles ten behoeve van het besluit van 28 september 2009 is komen vast te staan dat het verkeer op de toegangsweg van de inrichting met beperkte snelheid rijdt. Volgens hem worden de grenswaarden voor het piekgeluidniveau overschreden.

2.3.1. Ingevolge voorschrift 1.1.3, aanhef en onder a, van de bijlage bij het Besluit landbouw, voor zover hier van belang, bedragen de niveaus voor het piekniveau vanwege de vast opgestelde installaties en toestellen, alsmede door de verrichte werkzaamheden en activiteiten op de plaatsen en tijdstippen, genoemd in tabel II, niet meer dan de in die tabel aangegeven waarden.

Ingevolge voorschrift 1.1.3, aanhef en onder b, voor zover hier van belang, zijn de in de dagperiode opgenomen piekniveaus niet van toepassing op het laden en lossen, alsmede op het in en uit de inrichting rijden van landbouwtractoren of motorrijtuigen met beperkte snelheid.

2.3.2. Vaststaat dat indien vrachtverkeer over de toegangsweg rijdt, de grenswaarde voor het piekgeluidniveau in de dagperiode ter plaatse van de woning van [appellant] wordt overschreden. Het geschil spitst zich toe op de vraag of deze grenswaarde in dit geval van toepassing is. Dat is gelet op voorschrift 1.1.3, aanhef en onder b, van de bijlage bij het Besluit landbouw uitsluitend het geval indien het vrachtverkeer op de toegangsweg niet met beperkte snelheid rijdt.

2.3.3. Aan de onder 2.2 genoemde gedeeltelijke vernietiging van het besluit van 3 april 2008 heeft de Afdeling, voor zover het gestelde overtreding van voorschrift 1.1.3 van de bijlage bij het Besluit landbouw betreft, ten grondslag gelegd dat het college niet heeft onderzocht of het verkeer naar de inrichting met beperkte snelheid over de toegangsweg rijdt, zodat ten tijde van het nemen van het besluit van 3 april 2008 niet vast stond dat aan voorschrift 1.1.3, aanhef en onder b, van de bijlage bij het Besluit landbouw werd voldaan.

2.3.4. Vaststaat dat het college na de controles die ten grondslag lagen aan het vernietigde eerdere besluit ten behoeve van het nemen van het besluit van 28 september 2009 alsnog door middel van controles heeft onderzocht of het verkeer naar de inrichting met beperkte snelheid over de toegangsweg rijdt.

Het college heeft in dit verband ter zitting verklaard voornemens te zijn om - teneinde een representatief beeld van de situatie te verkrijgen - zes weken lang gedurende 24 uur per dag het verkeer op de toegangsweg te controleren. Hierbij wil het college gebruik maken van een systeem met twee zogenoemde lijnen over de toegangsweg dat informatie geeft over onder meer snelheid en aard van het verkeer ter plaatse. Ter zitting hebben [appellant] en [maatschap] verklaard toestemming te geven voor het plaatsen van het systeem op de toegangsweg die hun gezamenlijk eigendom is.

Nu het college echter ten behoeve van het nemen van het besluit van 28 september 2009 een dergelijk onderzoek niet heeft verricht en evenmin op een andere wijze heeft onderzocht of het verkeer naar de inrichting met beperkte snelheid over de toegangsweg rijdt, moet de conclusie zijn dat ten tijde van het nemen van het besluit van 28 september 2009 - evenals ten tijde van het nemen van het besluit van 3 april 2008 - niet vaststond dat voorschrift 1.1.3 van de bijlage bij het Besluit landbouw niet werd overtreden. Het besluit van 28 september 2009 is daarom in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

De beroepsgrond slaagt.

2.4. [appellant] voert aan dat hij trillinghinder ervaart vanwege het gebruik van de toegangsweg door het verkeer van en naar de inrichting. Hij stelt dat het college ten onrechte heeft nagelaten om de trillingen te toetsen aan de normen van tabel 2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B. Volgens hem wordt voorschrift 1.1.5 van de bijlage bij het Besluit landbouw overtreden.

2.4.1. Ingevolge voorschrift 1.1.5 van de bijlage bij het Besluit landbouw bedragen trillingen, veroorzaakt door de tot de inrichting behorende installaties of toestellen, alsmede de aan de inrichting toe te rekenen werkzaamheden of andere activiteiten, in woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer dan de trillingsterkte zoals te bepalen volgens tabel 2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B, "Hinder voor personen in gebouwen", uitgave 2002 van de Stichting Bouwresearch Rotterdam, voor de gebouwfunctie wonen (hierna: de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B).

2.4.2. Aan de onder 2.2 genoemde gedeeltelijke vernietiging van het besluit van 3 april 2008 heeft de Afdeling, voor zover het gestelde overtreding van voorschrift 1.1.5 van de bijlage bij het Besluit landbouw betreft, ten grondslag gelegd dat het college de trillingen vanwege het verkeer over de toegangsweg naar de inrichting ten onrechte niet heeft getoetst aan de normen van tabel 2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B, zodat niet is komen vast te staan dat voornoemd voorschrift niet werd overtreden.

2.4.3. Vaststaat dat het college ten behoeve van het nemen van het besluit van 28 september 2009 wederom niet aan de normen van tabel 2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B heeft getoetst. Ten tijde van het nemen van het besluit van 28 september 2009 stond daarom - evenals ten tijde van het nemen van het besluit van 3 april 2008 - niet vast dat voorschrift 1.1.5 van de bijlage bij het Besluit landbouw niet werd overtreden. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid.

De beroepsgrond slaagt.

2.5. Het beroep is gegrond. Het besluit van 28 september 2009 komt voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. De Afdeling ziet aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:72, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Er doen zich niet zodanig bijzondere omstandigheden voor dat er aanleiding is om, zoals door [appellant] is verzocht, bij de vaststelling van de te vergoeden kosten toepassing te geven aan artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Liesveld van 28 september 2009, kenmerk LSV-0900360\UIT-00628;

III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Liesveld op om binnen acht weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en het op de voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV. bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Liesveld aan [appellant] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee het de onder III genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) per dag bedraagt, met een maximum € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Liesveld tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 661,95 (zegge: zeshonderdeenenzestig euro en vijfennegentig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Liesveld aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter,en drs. H. Borstlap en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.

w.g. Boll w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2010

431-628.