Uitspraak 200905722/1/R3


Volledige tekst

200905722/1/R3.
Datum uitspraak: 24 februari 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats], gemeente Laarbeek,

en

de raad van de gemeente Laarbeek,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Laarbeek (hierna: de raad) het bestemmingsplan "De Regt" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2009, beroep ingesteld. [appellante] heeft haar beroep aangevuld bij brief, ongedateerd, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2009.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2010, waar [appellante], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.C.D. van Wetten, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.

2. Overwegingen

2.1. Het bestemmingsplan biedt, voor zover van belang, een planologische regeling voor een nieuw woonzorgcomplex aan de Otterweg en de Pater Becanusstraat in Beek en Donk.

2.2. [appellante] betoogt dat zij geen daadwerkelijke invloed op de inhoud van het plan heeft gehad, omdat voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen inspraak is geboden.

2.3. Het bieden van inspraak maakt geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.

2.4. [appellante] betoogt dat het voorziene woonzorgcomplex met bijbehorende parkeerplaatsen aan de Otterweg onevenredige gevolgen heeft voor het aanzicht van die weg. Zij stelt dat het groene, landelijke straatbeeld aan de Otterweg zal verdwijnen. Door de omvang van het woonzorgcomplex zal de groene omgeving aan de noordwestzijde van het woonzorgcomplex aan het zicht vanaf de Otterweg worden onttrokken. Tegelijk vereist de uitvoering van het plan de kap van de meer dan 20 jaar oude bomen aan de Otterweg, ter hoogte van het woonzorgcomplex, zodat de straat en de omgeving op een nieuwbouwwijk zullen gaan lijken, aldus [appellante]. Voorts passen de voorziene bouwhoogtes volgens haar niet in de omgeving. [appellante] voert tevens aan dat er ten onrechte niet voor is gekozen het woonzorgcomplex, met bijbehorende parkeerplaatsen, verder van de Otterweg en deels op de groenstrook ten noordwesten van het complex te situeren, zodat de hoogtes kunnen worden gematigd en de bomen behouden kunnen blijven. In dit verband voert [appellante] aan dat de groenstrook geen zwaarwegend belang kan dienen, aangezien het complex ook zonder de groenstrook groen gelegen is naast het dierenpark en het bos. Verder stelt [appellante] dat de voorziene ontsluiting van de Beverstraat op de Pater Becanusstraat tot onevenredige overlast in de omliggende straten leidt, gelegen in extra verkeersbewegingen en geparkeerde auto's. In dit verband wijst zij er op dat de nieuw voorziene maatschappelijke functies een verkeersaantrekkende werking hebben. [appellante] betoogt voorts dat de raad ten onrechte de groenstrook vrij van bebouwing wil houden om in een latere bestemmingsplanprocedure de verwezenlijking van een woontoren mogelijk te maken. [appellante] stelt zich op het standpunt dat een woontoren nabij de groene long van het landelijke dorp niet past.

2.5. De raad voert aan dat de groenstrook aan de noordwestzijde van het woonzorgcomplex openbaar toegankelijk zal zijn, gebruikt zal worden door de bewoners van het woonzorgcomplex, gewenst is voor de inpassing van het dierenpark en de nabijgelegen school, en vereist is voor de met het waterschap overeengekomen berging van regenwater. Voorts stelt de raad dat geen sprake is van een blanco situatie omdat de huidige bebouwing eveneens het uitzicht op het achtergelegen gebied ontneemt. De raad voert verder aan dat met de nieuwbouw een zwaar maatschappelijk belang is gediend in verband met de verouderde bestaande verpleeghuisplaatsen. Het vloeroppervlak per bewoner wordt, gelet op hedendaagse normen, verdrievoudigd en ook vindt een clustering van maatschappelijke functies plaats. Hierdoor is een toename van de bouwhoogtes onvermijdelijk, aldus de raad. Bovendien stelt de raad dat de nieuwbouwhoogte aan de Pater Becanusstraat bewust is gematigd, zodat in combinatie met de te handhaven woningen met de nummers 78 tot en met 96B een acceptabele, getrapte schaalovergang ontstaat.

De raad stelt dat de verwezenlijking van het woonzorgcomplex en de in verband met de verkeersveiligheid aan een ventweg gesitueerde parkeerplaatsen tot de noodzaak van de kap van de bomen leiden. Daar staat tegenover dat nieuwe bomen worden geplant, waarvoor de groeiomstandigheden worden verbeterd. De raad voert verder aan dat het aantal voertuigbewegingen per dag met 210, op een totaal van 4.500, niet significant zal stijgen en de parkeercapaciteit, inclusief de voorziene nieuwe parkeerplaatsen, ruim voldoet aan de berekende parkeerbehoefte op grondslag van de CROW-normering.

2.6. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in een woonzorgcomplex waarvan het noordelijke bouwvlak de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "wonen" en het zuidelijke bouwvlak de bestemming "Wonen-Gestapeld" en de aanduiding "maatschappelijk" heeft. Het noordelijke bouwvlak maakt een maximale bouwhoogte van 13,5 meter mogelijk. Het zuidelijke bouwvlak maakt een maximale goothoogte van tien en een maximale bouwhoogte van vijftien meter mogelijk. Aan de noordwestzijde van het woonzorgcomplex ligt een groenstrook bestemd als "Groen".

Het plan voorziet verder in een ontsluiting van de Beverstraat op de Pater Becanusstraat. De ontsluiting op de Otterweg zal voor gemotoriseerd verkeer worden afgesloten. Ter plaatse van de ontsluiting op de Otterweg worden het noordelijke en zuidelijke deel van het woonzorgcomplex verbonden en is voorzien in een onderdoorgang.

2.7. Voor zover [appellante] betoogt dat de groenstrook primair is voorzien teneinde op het achtergelegen perceel een woontoren te realiseren, overweegt de Afdeling dat dit betoog buiten beschouwing wordt gelaten omdat de bouw van een woontoren op die gronden geen deel uitmaakt van het plan.

2.7.1. Niet in geschil is dat, gelet op de verouderde bestaande verpleeghuisplaatsen, met de nieuwbouw van het woonzorgcomplex en de clustering van verschillende maatschappelijke functies een groot algemeen belang is gemoeid. De raad heeft er in redelijkheid voor kunnen kiezen het woonzorgcomplex met een grotere omvang en hogere bouwhoogtes dan voorheen zodanig te situeren dat de groenstrook ten noordwesten daarvan behouden kan blijven. In dat verband heeft de raad in redelijkheid gewicht kunnen toekennen aan het belang van die groenstrook gelet op de openbare toegankelijkheid, het gebruik ten behoeve van de bewoners van het woonzorgcomplex, de inpassing van het dierenpark en de nabijgelegen school en de met het waterschap overeengekomen berging van regenwater.

2.7.2. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan de doorkijk vanaf de Otterweg naar het achterliggende groene gebied niet wezenlijk vermindert ten opzichte van de oude situatie. Het verwijderen van de bomen aan de Otterweg zal gevolgen hebben voor het dorpsbeeld. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat door het plaatsen van nieuwe bomen op termijn een vergelijkbare groenvoorziening zal kunnen ontstaan. Voorts heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verhoging van de toegestane bouwhoogtes geen onevenredige aantasting van het dorpsbeeld tot gevolg heeft.

2.7.3. [appellante] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de raad ten onrechte is uitgegaan van een parkeerbehoefte van 107 plaatsen. Nu, inclusief de nieuwe plaatsen aan de Otterweg, in 115 plaatsen zal worden voorzien, heeft [appellante] de door haar gestelde onevenredige parkeeroverlast in de omgeving niet aannemelijk gemaakt. Zij heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de stijging van het aantal voertuigbewegingen en de gewijzigde verkeersafwikkeling niet afdoende kunnen worden opgevangen op het huidige wegennet.

2.8. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is ongegrond.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010

371-635.