Uitspraak 200907470/2/R3


Volledige tekst

200907470/2/R3.
Datum uitspraak: 18 februari 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. [verzoeker sub 1] en anderen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Werkendam,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2009, kenmerk 09121, heeft de raad van de gemeente Werkendam (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Roode Camer" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2009, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2009, beroep ingesteld. [verzoeker sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 7 januari 2010.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2009, hebben [verzoeker sub 1] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 februari 2010, waar [verzoeker sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. C.R. Jansen, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. G.G. Kranendonk, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door J. Boterblom en J.M.G.H. Bleijlevens, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan voorziet in woningbouwontwikkeling aan de noordwestzijde van de kern Hank.

Het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen

2.3. [verzoeker sub 1] en anderen exploiteren een melkgeitenhouderij (hierna: het bedrijf) en akkerbouwbedrijf in de nabijheid van het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan.

[verzoeker sub 1] en anderen vrezen in hun uitbreidingsmogelijkheden te worden beperkt. Voorts betogen zij dat ter plaatse van de in het plan voorziene woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Zij wijzen erop dat voor het plangebied bij verordening een nieuwe geurnorm is vastgesteld, maar dat deze norm niet is gemotiveerd. Verder zijn [verzoeker sub 1] en anderen van mening dat de nieuwe geurnorm niet slechts voor een klein gedeelte van de kern van de bebouwde kom van Hank zou moeten gelden.

Tot slot betogen [verzoeker sub 1] en anderen dat geen rekening is gehouden met de volksgezondheid in het bijzonder met de verspreiding van de Vogelgriep en de Q-koorts. Hierbij wijzen [verzoeker sub 1] en anderen op de door de provincie Noord-Brabant afgekondigde tijdelijke bouwstop voor geiten- en schapenhouderijen.

2.3.1. De raad wijst erop dat een gemeentelijke geurverordening is vastgesteld en dat aan de hierin gestelde normen wordt voldaan.

2.3.2. Desgevraagd heeft de raad ter zitting gesteld dat mogelijke maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van Q-koorts nog onvoldoende concreet zijn. Evenwel stelt de voorzitter vast dat reeds een tijdelijke bouwstop voor geitenhouderijen is afgekondigd door de provincie Noord-Brabant. Dit in afwachting van de resultaten van een onderzoek naar de risico's van de intensieve veehouderij voor de volksgezondheid.

Voorts is de voorzitter gebleken dat de provincie Noord-Brabant overweegt om afhankelijk van de resultaten van genoemd onderzoek een verbod voor onbepaalde tijd af te kondigen met betrekking tot de uitbreiding en nieuwvestiging van geitenhouderijen op een afstand van 500 meter van de kern.

Vast staat dat de in het plan voorziene woningen binnen 500 meter van het bedrijf van [verzoeker sub 1] en anderen liggen. Voor het bedrijf is op 8 januari 2007 een vergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer. Gezien het vorenstaande acht de voorzitter het voorshands noodzakelijk, gelet op de onzekerheden met betrekking tot de maatregelen inzake de verspreiding van de Q-koorts, vanuit het oogpunt van een zorgvuldige belangenafweging het gehele plan te schorsen. Hierdoor wordt voorkomen dat onomkeerbaar een nieuwe situatie kan ontstaan die uit een oogpunt van volksgezondheid onwenselijk wordt geoordeeld. Indien vóór de bodemprocedure duidelijkheid ontstaat over de te nemen maatregelen, kan opheffing van de schorsing worden verzocht.

2.4. Gelet op het voorgaande behoeft het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen thans voor het overige en van [verzoeker sub 2] die eveneens onder meer de garantie voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aan de orde heeft gesteld, thans in het geheel geen bespreking meer.

2.5. De raad dient ten aanzien van [verzoeker sub 1] en anderen en ten aanzien van [verzoeker sub 2] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Werkendam van 8 juli 2009, kenmerk nr. 09121;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Werkendam tot vergoeding van in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten ten aanzien van:

a. [verzoeker sub 1] en anderen tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

b. [verzoeker sub 2] tot een bedrag van € 666,75 (zegge: zeshonderdzesenzestig euro en vijfenzeventig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente Werkendam aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 1] en anderen en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 2] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Tuit
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2010

425-605.