Uitspraak 200909769/2/M1


Volledige tekst

200909769/2/M1.
Datum uitspraak: 7 januari 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Bergen (Limburg),
verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2009, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van Bergen (Limburg) (hierna: het college) op zijn bezwaarschrift van 28 augustus 2009 tegen het besluit van het college van 18 augustus 2009.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Daarbij is onder meer afdeling 8.2.4a aan de Algemene wet bestuursrecht toegevoegd.

Ingevolge het overgangsrecht van artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, blijft op een bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4a in werking is getreden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Het beroepschrift is bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2009. Het beroepschrift moet daarom worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat sinds 1 oktober 2009 geldt.

Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 2009, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

Ingevolge artikel 6:12, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 2009, kan, indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.

2.2. [appellant] heeft het college niet schriftelijk medegedeeld dat het naar zijn mening in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Weliswaar heeft [appellant] op 23 oktober 2009 een brief tot het college gericht waarin hij herinnert aan de verplichting om tijdig een besluit te nemen, maar op dat moment was de geldende beslistermijn in ieder geval nog niet verstreken. De desbetreffende brief kan derhalve niet als een ingebrekestelling worden opgevat. Er bestaat geen grond om te oordelen dat het redelijkerwijs niet van [appellant] kan worden gevergd om het college mede te delen dat het volgens hem in gebreke is.

2.3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Sloten w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2010

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).

- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.

- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.

195.