Uitspraak 200900755/1/H2


Volledige tekst

200900755/1/H2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellante B], [appellant C] en [appellante D], en
[appellant E] en [appellante F], allen wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 19 december 2008 in zaak nr. 08/32 in het geding tussen:

appellanten

en

de raad van de gemeente Hellendoorn.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2007 heeft de raad van de gemeente Hellendoorn (hierna: de gemeenteraad) het verzoek van [appellant A] en [appellante B], [appellant C] en [appellante D], en [appellant E] en [appellante F] (hierna gezamenlijk: [appellanten]) om vergoeding van planschade afwezen.

Bij besluit van 13 november 2007 heeft de gemeenteraad het daartegen door [appellanten] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 19 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 februari 2009.

De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2009, waar [appellant A], [appellante B], [appellante D] en [appellante F] in persoon en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. J.H.J. van Erk, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), D.G. van der Burg en mr. A.H.J. Brinker, beiden beleidsmedewerker bij de gemeente Hellendoorn, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling krachtens artikel 17 of 19 van de WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

2.2. [appellant A] en [appellante B] hebben op 12 mei 1987 gekocht en op 18 september 1987 in eigendom verworven het perceel met woning [locatie 1] te [plaats]. [appellant C] en [appellante D] hebben op 16 juni 1987 gekocht en op 25 september 1987 in eigendom verworven het perceel met woning [locatie 2] te [plaats]. [appellant E] heeft op 16 juni 1987 gekocht en op 25 september 1987 in eigendom verworven het perceel met woning [locatie 3] te [plaats]. Zij hebben gezamenlijk verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van een door het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn (hierna: het college) krachtens artikel 19 van de WRO bij besluit van 13 oktober 2003 verleende vrijstelling (hierna: de vrijstelling), met gebruik waarvan bouwvergunning is verleend voor het oprichten van een woning met inpandige garage op het aan de achterzijde van hun percelen gelegen perceel [locatie 4] te [plaats].

2.3. De gemeenteraad heeft het verzoek ter advisering voorgelegd aan de SAOZ. Deze heeft in een advies van april 2005 gesteld dat [appellanten] ten gevolge van de vrijstelling in een planologisch nadeliger situatie zijn komen te verkeren en dientengevolge schade lijden. De SAOZ heeft er voorts op gewezen dat het perceel [locatie 4] en de percelen van [appellanten] deel uitmaken van een gebied dat op de plankaart van het, door de gemeenteraad op 30 november 1976 vastgestelde, structuurplan gemeente Hellendoorn (hierna: het structuurplan) is aangeduid als "toekomstige woongebieden". Volgens de SAOZ hadden [appellanten] op grond daarvan ten tijde van de koop van hun percelen kunnen en moeten voorzien dat op perceel [locatie 4] een woning zou kunnen worden opgericht. De SAOZ heeft geadviseerd de verzoeken af te wijzen, omdat, nu de planologische verandering voor [appellanten] voorzienbaar was, de schade voor hun rekening dient te blijven. De gemeenteraad heeft het verzoek voor een second opinion voorgelegd aan Sargas B.V. (hierna: Sargas). Deze adviseur heeft in een advies van 16 januari 2007 gesteld, samengevat weergegeven, dat de nieuwe woning op perceel [locatie 4] zowel op grond van het structuurplan als op grond van de toelichting bij de, op 4 oktober 1977 vastgestelde, 5 september 1978 goedgekeurde en nadien in werking getreden, 18e herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Hellendoorn" (hierna: de 18e herziening), welke gold ten tijde van de aankoop van de percelen, voor [appellanten] voorzienbaar was. Sargas heeft daarom evenzeer geadviseerd het verzoek af te wijzen.

De gemeenteraad heeft deze adviezen aan het, bij besluit van 13 november 2007 gehandhaafde, besluit van 24 april 2007 ten grondslag gelegd.

2.4. Of sprake is van voorzienbaarheid moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft.

2.5. [appellanten] betogen, samengevat weergegeven, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de gemeenteraad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de planologische verandering voor hen voorzienbaar was op grond van het structuurplan en de toelichting bij de 18e herziening. Zij voeren aan dat zij ten tijde van de koop van hun percelen op basis van het bestemmingsplan "Hulsen-Dorp" uit 1981 en het bestemmingsplan "Hulsen-Dorp, 1e wijziging" uit 1985 geen, althans niet langer, rekening hoefden te houden met de bouw van een woning op perceel [locatie 4]. Daarbij wijzen zij erop, samengevat weergegeven, dat ingevolge het bestemmingsplan "Hulsen-Dorp" op perceel [locatie 4] geen woning mocht worden gebouwd en volgens de toelichting bij bestemmingsplan "Hulsen-Dorp, 1e wijziging" met dat plan is beoogd een afronding aan de westzijde van het dorp te realiseren. Volgens [appellanten] doet de omstandigheid dat het bestemmingsplan "Hulsen-Dorp" niet is goedgekeurd er niet aan af dat het een door de gemeenteraad vastgesteld concreet beleidsvoornemen is, dat bekend is gemaakt. Zij voeren verder aan dat het college in 1982 geen medewerking wilde verlenen aan het verzoek van [appellant A] van 16 juli 1982 om te mogen bouwen aan de, thans, [locatie 4], omdat de gemeente op die locatie geen woningbouw meer wilde. Zij verwijzen in dit verband naar een door hen overgelegde verklaring van voormalig wethouder K. Spanjer, waarin deze dit beleid bevestigt, en naar een brief van het college van 24 september 2002 aan de familie [belanghebbende]. [appellant A] heeft voorts ter zitting gesteld dat in de toelichting bij de 18e herziening nieuwe woningbouw bij de kern Nijverdal en niet in de kern Hulsen is bedoeld.

2.6. Op de plankaart van het structuurplan van november 1976 is een groot gebied ten noordoosten van de kern Nijverdal, met daarbinnen vrijwel de gehele kern Hulsen, aangeduid als "toekomstige woongebieden".

De 18e herziening was ten tijde van de koop het geldende planologische regime voor de percelen van [appellanten] en perceel [locatie 4]. Die percelen zijn ingevolge de 18e herziening bestemd voor "Agrarische doeleinden", op welke bestemming artikel 7 van de voorschriften van toepassing is. In de toelichting bij de 18e herziening is op pagina 4, onder 'Dorpsgebied' vermeld, voor zover van belang: "De gronden met deze bestemming zijn inmiddels gelegen binnen andere bestemmingsplannen of hebben op andere wijze een gewijzigde bestemmingsregeling gekregen. Een klein gedeelte bij Hulsen is als toekomstig uitbreidingsgebied van deze kern uit het plan gelicht; de bestemming hiervan zal in een ander plan geregeld worden. Vooruitlopend hierop heeft de gemeenteraad op 8 februari 1977 voor de betrokken gronden een voorbereidingsbesluit vastgesteld. Het overblijvende gedeelte bij Hulsen heeft de bestemming "agrarische doeleinden" verkregen." Op de al genoemde pagina 4 is onder 'Agrarische doeleinden' vermeld, voor zover van belang: "De gronden bij Daarle en Daarlerveen, waaraan in het geldende plan de bestemming "voorlopige agrarische doeleinden" was gegeven, hebben gedeeltelijk de bestemming "landbouwgebied" gekregen en zijn voor het overige buiten het plan gelaten. Hiervoor gelden dezelfde motieven als voor het uit het plan lichten van gronden met de bestemming "dorpsgebied" bij Hulsen en Haarle." In de toelichting is op pagina 9 onder 'artikel 7. Agrarische doeleinden (oud artikel 7)' vermeld, voor zover van belang: "De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor agrarische bedrijven met de daartoe benodigde agrarische bedrijfsgebouwen e.d. Omdat deze gronden gelegen zijn in een gebied waarvoor binnen niet al te lange tijd deels de toekomstige woningbouw voor Nijverdal geprojecteerd zal worden, zijn bepalingen opgenomen t.b.v. bedrijfsgebouwen."

2.7. Uit de aanduiding "toekomstige woongebieden" op de plankaart van het op 30 november 1976 vastgestelde structuurplan volgt dat het gemeentelijke ruimtelijke beleid voorzag in extra woningbouw in de kern Hulsen. Vanaf die datum diende een redelijk denkend en handelend koper bij de koop van een onroerende zaak in Hulsen rekening te houden met de mogelijkheid dat op gronden zonder een planologische woonbestemming nieuwe woningen zouden worden geprojecteerd.

De Afdeling is echter, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de aldus per 30 november 1976 gevestigde voorzienbaarheid is doorbroken door de terinzagelegging op 2 juni 1977 van het ontwerp van de 18e herziening. Daartoe wordt ten eerste overwogen dat perceel [locatie 4] ingevolge de 18e herziening is bestemd voor "Agrarische doeleinden", op grond waarvan woningbouw op dat perceel niet is toegestaan. In de toelichting bij de 18e herziening, zoals hiervoor aangehaald, is verder niet vermeld dat de gemeente Hellendoorn gronden met de bestemming "Agrarische doeleinden" had gereserveerd voor toekomstige woningbouw. Daarbij is in aanmerking genomen dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in de toelichting bij artikel 7 van de voorschriften, in de tweede volzin, alleen is toegelicht dat voor bedrijfsgebouwen op gronden met de bestemming "Agrarische doeleinden" bepalingen zijn opgenomen, omdat die gronden in een gebied liggen waarbinnen woningbouw voor Nijverdal zal worden geprojecteerd. Dat op die gronden zelf ook woningbouw was voorzien kon daaruit niet worden afgeleid. In die toelichting is voorts niet verwezen naar het structuurplan uit 1976.

Het voorgaande betekent dat [appellanten] ten tijde van de koop van hun percelen in 1987 niet langer rekening hoefden te houden met de bouw van een woning op perceel [locatie 4].

2.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep van [appellanten] gegrond verklaren en het besluit van 13 november 2007 vernietigen. De gemeenteraad dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het door [appellanten] gemaakte bezwaar te nemen.

2.9. De gemeenteraad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 19 december 2008 in zaak nr. 08/32;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hellendoorn van 13 november 2007, kenmerk 07INT01429;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Hellendoorn tot vergoeding van bij [appellanten] gezamenlijk in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 578,08 (zegge: vijfhonderdachtenzeventig euro en acht cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Hellendoorn aan [appellanten] het door hen gezamenlijk betaalde griffierecht ten bedrage van € 359,00 (zegge: driehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009

507.