Uitspraak 200805128/1/R2


Volledige tekst

200805128/1/R2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot 1A] en [vennoot 1B], beiden wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [plaats],
3. [appellante sub 3], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot 3A] en [vennoot 3B], beiden wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Haaren (hierna: de raad) bij besluit van 11 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Copal-terreinen" (hierna: het plan).

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2008, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2008 en [appellante sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2008, beroep ingesteld. [appellante sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 16 juli 2009. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 6 augustus 2008.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2009, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. I.C.M. Janssen, advocaat te Veghel, [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door mr. H.U. van der Zee en [appellante sub 3], vertegenwoordigd door M.A.C.M. Pijnenburg, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door G.J. Leeuw, ambtenaar in dienst van de gemeente, en bijgestaan door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te Den Bosch, en J.C.H. Copal.

2. Overwegingen

Toetsingskader

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

Planbeschrijving

2.2. Het plan is een partiële herziening van het bestemmingsplan "Haaren West" en het bestemmingsplan "Haaren Oost" voor de inbreidingslocaties Driehoeven 15, Driehoeven 28, Driehoeven/Langeweg en Langeweg 2. Met het plan wordt beoogd de bouw van maximaal 113 woningen, de onttrekking van 3 woningen en de realisatie van maximaal 1850 m2 commerciële ruimte mogelijk te maken. Een gedeelte van de bouw- en gebruiksmogelijkheden wordt mogelijk gemaakt door middel van de bestemming "Woondoeleinden" of "Gemengde doeleinden". Voor de overige bouwmogelijkheden is in het plan een uitwerkingsverplichting opgenomen.

Het beroep van [appellante sub 1]

2.3. De stelling van [appellante sub 1] dat in het plan ten onrechte niet is voorgeschreven op welke wijze burgers een zienswijze met betrekking tot het ontwerp van een uitwerkingsplan naar voren kunnen brengen, mist feitelijke grondslag. Uit artikel 3, tweede lid, van de planvoorschriften volgt dat bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast.

2.4. [appellante sub 1] betoogt dat het plan zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht niet uitvoerbaar is. Hiertoe voert zij aan dat het plan voorziet in de bouw van 94 appartementen, terwijl uit een bevolkings- en woningbehoeftenprognose van de provincie Noord-Brabant van november 2008 is gebleken dat de bevolking in Haaren krimpt en volgens een woningmarktonderzoek in de Structuurvisie Plus 2004 van de gemeente Haaren (hierna: Structuurvisie) maar een beperkt aantal woningzoekenden interesse heeft in een appartement. Dat geen behoefte bestaat aan appartementen blijkt volgens haar voorts uit de stagnerende verkoop van de al gerealiseerde appartementen. In dit verband wijst [appellante sub 1] voorts nog op de omstandigheid dat in juni 2009 goedkeuring is verleend aan het bestemmingsplan "Centrum Haaren", dat voorziet in de realisatie van 280 woningen, waarvan 187 appartementen.

2.4.1. Het plan voorziet in de bouw van woningen tot een maximum van 110 en naast woningen kunnen in het plangebied ook andere functies worden gerealiseerd. Het plan verplicht voorts niet tot de bouw van alleen maar appartementen, ook de bouw van andere woningen, waaronder flats en grondgebonden woningen, is mogelijk gemaakt. Ter zitting heeft de raad opgemerkt dat de woningen voor diverse doelgroepen zijn bedoeld. De in het plan voorziene woningbouwmogelijkheden zijn in de Structuurvisie genoemd en passen in de taakstelling voor woningbouw. De mogelijkheid dat een krimp in de bevolking van Haaren zal optreden, neemt voorts op zichzelf niet weg dat er een behoefte aan appartementen kan bestaan, zij het een dalende. Gelet op het voorgaande heeft [appellante sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat geen behoefte zal bestaan aan de in het plan voorziene appartementen. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat het plan in zoverre niet uitvoerbaar zou zijn. De omstandigheid dat de reeds gerealiseerde appartementen nog niet allemaal zijn verkocht leidt niet tot een ander oordeel, aangezien dit een momentopname is en het plan zich uitstrekt over een periode van tien jaar. Wat betreft de in het bestemmingsplan "Centrum Haaren" voorziene woningen overweegt de Afdeling dat deze woningen blijkens de plantoelichting grotendeels voor een andere doelgroep zijn bestemd. Bovendien was het bestemmingsplan "Centrum Haaren" ten tijde van de vaststelling en de beslissing omtrent goedkeuring van het onderhavige plan nog in procedure, zodat daarmee in het bestreden besluit geen rekening hoefde te worden gehouden.

2.5. [appellante sub 1] betoogt dat ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden" ten onrechte detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Hiertoe voert zij aan dat het gebied waarop dit plandeel betrekking heeft, is gelegen buiten het in de Beleidsnotitie Detailhandelsvoorzieningen in de gemeente Haaren 1993 (hierna: Beleidsnotitie) en de Structuurvisie aangewezen concentratiegebied, dat volgens haar de driehoek het Monseigneur Bekkersplein, de Kerkstraat en de Driehoeven omvat. Dit leidt volgens haar tot versnippering van het winkelaanbod in Haaren. Verder betwijfelt [appellante sub 1] of het winkelaanbod zal worden versterkt, aangezien ter plaatse ook horeca en kantoren zijn toegelaten.

2.5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de versnippering juist wordt verminderd door de mogelijkheid tot het vestigen van commerciële voorzieningen te beperken tot het gebied aan weerszijden van de driehoek Kerkstraat/Driehoeven en het gebied aan het Monseigneur Bekkersplein. Dit is volgens het college in overeenstemming met hetgeen wordt voorgestaan in de Beleidsnotitie en de Structuurvisie. Verder stelt het college dat de in het plan voorziene ontwikkelingen een kwalitatieve versterking van het winkelaanbod faciliteren.

2.5.2. De Beleidsnotitie geeft aan dat moet worden gestreefd naar een compact en aaneengesloten winkelgebied. In dit kader vermeldt de Beleidsnotitie dat ontwikkelingen met betrekking tot detailhandel beperkt dienen te blijven tot het gebied aan weerszijden van de driehoek Kerkstraat/Driehoeven en het gebied aan het Monseigneur Bekkersplein. In de Structuurvisie staat voorts vermeld dat de concentratie van winkels bijdraagt aan het streven naar een optimale detailhandelsstructuur in Haaren en een voorwaarde is voor een kwalitatieve versterking van het winkelaanbod.

2.5.3. Met het voorliggende plan wordt de vestiging van commerciële voorzieningen, waaronder detailhandel, in combinatie met gestapelde woningen mogelijk gemaakt ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" dat ziet op de locatie Driehoeven 28 en het plandeel met de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden" dat ziet op de noordzijde van de locatie Driehoeven/Langeweg. Het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" ligt in de driehoek Kerkstraat/Driehoeven, het plandeel met de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden" grenst hieraan. Anders dan [appellante sub 1] stelt, voorziet het plan hiermee in de concentratie van detailhandel in het in de Beleidsnotitie aangewezen concentratiegebied. Het college heeft zich dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat het plan in overeenstemming is met het streven naar een concentratie van het winkelaanbod in de kern van Haaren, zoals verwoord in de Beleidsnotitie en de Structuurvisie.

2.5.4. Wat betreft de kwalitatieve versterking van het winkelaanbod overweegt de Afdeling voorts dat het volgens de Structuurvisie voor de versterking van het centrumgebied beter is als ter plaatse naast verbreding van het winkelaanbod ook centrumondersteunende publieke functies als horeca en dienstverlening zijn gevestigd. Het college heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in het plan voorziene ontwikkelingen een kwalitatieve versterking van het winkelaanbod faciliteren.

2.6. [appellante sub 1] stelt dat de kern van Haaren blijkens de Structuurvisie over voldoende voorzieningen beschikt en betwist de stelling van het college dat met dit plan ruim 2000 m2 aan commerciële ruimte in het plangebied verdwijnt. De beoogde ontwikkelingen op de locatie Driehoeven 28 en de locatie Driehoeven/Langeweg zullen volgens haar een overaanbod aan voorzieningen in de kern van Haaren bewerkstelligen. [appellante sub 1] vreest dan ook voor een verstoring van het voorzieningenniveau in de kern van Haaren. In dit verband wijst [appellante sub 1] voorts op de omstandigheid dat het bestemmingsplan "Centrum Haaren" voorziet in een aanzienlijk oppervlak voor commerciële voorzieningen buiten het in de Beleidsnotitie en de Structuurvisie aangewezen concentratiegebied. Verder betoogt [appellante sub 1] dat bij de voorbereiding van dit plan ten onrechte geen distributie-planologisch onderzoek is verricht. Volgens haar had het marktonderzoek dat in artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften is voorgeschreven, voorafgaand aan de vaststelling van het plan moeten worden verricht.

2.6.1. Het college brengt naar voren dat het vloeroppervlak dat voor commerciële doeleinden mag worden gebruikt wordt teruggebracht van 4000 m2 in de voorheen geldende bestemmingsplannen tot 1850 m2 in het voorliggende bestemmingsplan. Hiermee is volgens het college mede beoogd een verstoring in de bestaande winkelstructuur te voorkomen. Verder stelt het college zich op het standpunt dat geen verplichting bestond tot het verrichten van een distributie-planologisch onderzoek in het kader van de voorbereiding van dit plan.

2.6.2. Blijkens de Structuurvisie is in 2001 een distributie-planologisch onderzoek verricht, waaruit naar voren is gekomen dat de kern van Haaren een bijna compleet aanbod aan winkels voor dagelijkse goederen heeft. Het aanbod aan niet-dagelijkse goederen is blijkens de Structuurvisie echter minder compleet. Verder is van belang dat ingevolge het bestemmingsplan "Haaren West" en het bestemmingsplan "Haaren Oost" maximaal 4000 m2 aan vloeroppervlak in het plangebied mocht worden gebruikt voor commerciële doeleinden, terwijl het voorliggende plan ter vervanging daarvan ter plaatse maximaal 1850 m2 aan commerciële voorzieningen mogelijk maakt. Anders dan [appellante sub 1] kennelijk veronderstelt, is in dit verband niet van belang hoeveel vloeroppervlak onder de bestemmingsplannen "Haaren West" en "Haaren Oost" feitelijk voor commerciële voorzieningen werd gebruikt. Zoals hiervoor onder 2.5.3. is vastgesteld, worden de beoogde voorzieningen voorts geconcentreerd op locaties in het in de Beleidsnotitie aangewezen concentratiegebied. Gelet op het voorgaande heeft [appellante sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van het plan een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Haaren dreigt. Voor zover [appellante sub 1] in dit verband wijst op het bestemmingsplan "Centrum Haaren", overweegt de Afdeling dat dit bestemmingsplan ten tijde van het bestreden besluit nog in procedure was en, wat daar ook van zij, hier niet aan de orde kan komen.

2.6.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur tot gevolg heeft. Het heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om de raad te verzoeken bij de voorbereiding van dit plan opnieuw een distributie-planologisch onderzoek naar de behoefte aan commerciële ruimte uit te voeren. Voor zover [appellante sub 1] in dit verband nog betoogt dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan ten onrechte geen onderzoek als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften is verricht, overweegt de Afdeling dat dit onderzoek blijkens het voorschrift geen betrekking heeft op de omvang van de commerciële ruimte, waarvan het maximum reeds is vastgesteld, doch slechts op de invulling daarvan.

2.7. Verder voert [appellante sub 1] aan dat ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken gemengde doeleinden" en "Gemengde doeleinden" bedrijven tot en met categorie 3 als bedoeld in de Brochure "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2001 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure), zoals bijvoorbeeld een café, zijn toegestaan, terwijl ter plaatse ook wonen mogelijk is. Gelet hierop is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van de nieuw te bouwen woningen onvoldoende gegarandeerd, aldus [appellante sub 1]. Volgens haar is het daarom noodzakelijk dat de doeleindenomschrijvingen van deze bestemmingen worden gekoppeld aan een Staat van Inrichtingen.

2.7.1. Het college stelt zich op het standpunt dat ingevolge het plan ter plaatse enkel commerciële voorzieningen zijn toegestaan die binnen milieucategorie 1 vallen. Hierdoor is volgens het college gewaarborgd dat de vestiging van voorzieningen die veel overlast voor de woonomgeving kunnen veroorzaken, is uitgesloten.

2.7.2. Anders dan [appellante sub 1] kennelijk veronderstelt, is in de VNG-brochure aan het overgrote deel van de activiteiten met betrekking tot de in de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemmingen toegelaten detailhandel, kantoren en horeca een milieucategorie 1 toegekend. Weliswaar valt een dancing of discotheek onder categorie 2, maar uit de artikelen 7 en 9 van de planvoorschriften volgt dat de vestiging van een dergelijke inrichting en andere, daarmee gelijk te stellen inrichtingen, ter plaatse niet is toegestaan. Voorts is van belang dat de nieuw te bouwen woningen in een centrumgebied komen te liggen, waar functies als het door [appellante sub 1] genoemde café niet ongebruikelijk zijn. Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners van de nieuwbouw, ook zonder dat de bestemmingsregeling is gekoppeld aan een Staat van Inrichtingen, voldoende is gewaarborgd.

2.8. [appellante sub 1] betoogt dat het plan onvoldoende rechtszekerheid biedt met betrekking tot de bestemmingen "Gemengde doeleinden", "Uit te werken woondoeleinden" en "Uit te werken gemengde doeleinden". In dit verband voert [appellante sub 1] aan dat op de plankaart geen bouwvlakken zijn aangegeven, zodat onduidelijk is waar de bebouwing mag worden opgericht. Verder wordt volgens haar met het plan ten onrechte de uitwisseling van vloeroppervlak voor commerciële voorzieningen en voor woningbouw tussen de verschillende plandelen mogelijk gemaakt. Met betrekking tot de plandelen met de bestemmingen "Gemengde doeleinden" en "Uit te werken gemengde doeleinden" betoogt [appellante sub 1] dat de gebruiksmogelijkheden ter plaatse van deze plandelen te ruim zijn en tussentijdse functiewijzigingen van het gebruik ten onrechte niet zijn uitgesloten.

2.8.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de plankaart in samenhang met de voorschriften voldoende duidelijkheid biedt. In dit verband brengt het college naar voren dat slechts een beperkte mogelijkheid bestaat tot uitwisseling van functies tussen de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden", "Uit te werken gemengde doeleinden" en "Gemengde doeleinden".

2.8.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart aangegeven gronden met de bestemming "Gemengde doeleinden" bestemd voor wonen; detailhandel; kantoren; horecadoeleinden, niet zijnde dancing, discotheek of een amusementshal.

Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart aangegeven gronden met de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden" bestemd voor wonen; detailhandel; kantoren; horecadoeleinden, niet zijnde dancing, discotheek of een amusementshal.

Uit artikel 7, tweede lid, onder i, en artikel 9, tweede lid, onder k in samenhang met artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften volgt dat het plan voorziet in maximaal 1850 m2 commerciële ruimte ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" dat ziet op de locatie Driehoeven 28 en het plandeel met de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden" dat ziet op de noordzijde van de locatie Driehoeven/Langeweg. De commerciële ruimte tussen deze locaties is beperkt uitwisselbaar, waarbij de maximale commerciële ruimte van 1850 m2 bruto vloeroppervlak voor de twee locaties samen niet mag worden overschreden.

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de woningbouwmogelijkheden met betrekking tot de locatie Driehoeven/Langeweg beperkt uitwisselbaar tussen de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden" en de "Uit te werken gemengde doeleinden". Tevens zijn de woningbouwmogelijkheden beperkt uitwisselbaar tussen de bestemmingen "Gemengde doeleinden" en de uit te werken bestemmingen, waarbij op de uit te werken bestemmingen het aantal van 73 woningen niet mag worden overschreden.

2.8.3. In beginsel behoort het tot de beleidsvrijheid van de raad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de WRO brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen die al dan niet behoeven te worden uitgewerkt. Of een dergelijke bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is, dient per geval aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld.

Wat het plandeel met de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden" dat ziet op de locatie Driehoeven/Langeweg betreft wordt ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro 1985) van de uitwerkingsregels vereist dat de doelstellingen voor het uit te werken plan op zodanige wijze zijn aangegeven, dat voldoende inzicht wordt geboden in de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkeling van het plangebied.

2.8.4. Met betrekking tot het betoog van [appellante sub 1] dat ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen "Gemengde Doeleinden", "Uit te werken woondoeleinden" en "Uit te werken gemengde doeleinden" ten onrechte geen bouwvlakken zijn aangegeven, overweegt de Afdeling als volgt.

Ingevolge artikel 1, twaalfde lid, van de planvoorschriften moet onder een bouwvlak worden verstaan een op de plankaart aangegeven, door primaire- en secundaire bebouwingsgrenzen omsloten vlak waarmee gronden zijn aangeduid waarop bouwwerken zijn toegelaten. Ingevolge artikel 1, vijfentwintigste lid, voor zover thans van belang, moet onder een primaire bebouwingsgrens worden verstaan de lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken en die niet door gebouwen mag worden overschreden. Onder secundaire bebouwingsgrens moet ingevolge artikel 1, negenentwintigste lid, voor zover thans van belang, worden verstaan de op de plankaart aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden. Gelet op deze begripsomschrijvingen en gelet op het feit dat ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" een met een primaire en secundaire bebouwingsgrens omgeven vlak op de plankaart is ingetekend, mist het betoog van [appellante sub 1] voor zover het deze bestemming betreft feitelijke grondslag. Met betrekking tot de plandelen met de uit te werken bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden" en "Uit te werken gemengde doeleinden" zullen de bebouwingsgrenzen in het uitwerkingsplan worden opgenomen.

2.8.5. De Afdeling stelt vast dat op de locatie Driehoeven/Langeweg ingevolge artikel 4, tweede lid, van de planvoorschriften niet meer dan 73 woningen mogen worden gebouwd. Daarnaast is het vloeroppervlak dat voor commerciële voorzieningen kan worden gebruikt ingevolge artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften beperkt tot 1850 m2. Met betrekking tot het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" wordt voorts in een nadere begrenzing voorzien door het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak. Gelet op deze omstandigheden en hetgeen hiervoor onder 2.8.3. en 2.8.4. is overwogen, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bestemmingsplan voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Gemengde doeleinden", "Uit te werken woondoeleinden" en "Uit te werken gemengde doeleinden", voldoende rechtszekerheid biedt en zich verdraagt met artikel 13, tweede lid, van het Bro 1985.

2.9. Tot slot betoogt [appellante sub 1] dat een toename in de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen van het plangebied is te verwachten vanwege de beoogde appartementencomplexen. Volgens haar is hier ten onrechte geen verkeersonderzoek naar verricht. Verder voert [appellante sub 1] aan dat onduidelijk is hoe het aantal parkeerplaatsen in het plangebied moet worden berekend. In dit verband brengt zij naar voren dat ingevolge artikel 4, vierde lid, van de planvoorschriften zowel aan de parkeernormen van het plan als aan de parkeernormen uit de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: ASVV 2004) moet worden voldaan, terwijl het vereiste aantal parkeerplaatsen in het plan en de ASVV 2004 op verschillende manieren wordt berekend. Voorts wijst zij op de omstandigheid dat in het bestemmingsplan "Centrum Haaren" een norm van 3,5 parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak voor detailhandel wordt aangehouden, terwijl in het voorliggende plan 3 parkeerplaatsen per 100 m2 zijn voorgeschreven.

2.9.1. Het college stelt zich op het standpunt dat gelet op het aantal nieuw te bouwen woningen geen problemen met betrekking tot de verkeersregulering worden verwacht. Verder stelt het college zich op het standpunt dat het plan in voldoende parkeervoorzieningen voorziet.

2.9.2. Het plangebied grenst aan vier wegen, waarop, naar ter zitting door de raad is toegelicht, een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat in het plangebied maximaal 110 woningen zullen worden gerealiseerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat een onderzoek naar de gevolgen van het plan op de verkeersintensiteit niet kon worden gemist. Daarbij acht de Afdeling voorts nog van belang dat de mogelijkheid bestaat om verkeersmaatregelen te nemen tegen mogelijke nadelige gevolgen van een toename in de verkeersintensiteit.

2.9.3. Ingevolge artikel 4, vierde lid, en de artikelen 7 en 9 van de planvoorschriften zijn voor detailhandel, horeca en kantoren normen opgenomen met betrekking tot het aantal te realiseren parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak. Ingevolge artikel 1, zesde lid, moet onder bedrijfsvloeroppervlak worden verstaan: het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4, vierde lid, schrijft daarnaast nog voor dat moet worden voldaan aan de parkeernormen van de ASVV 2004. In de ASVV 2004 zijn parkeerkencijfers opgenomen met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak. In de ASVV 2004 wordt onder brutovloeroppervlak het oppervlak van het gehele bedrijf verstaan.

2.9.4. Toegegeven kan worden dat in de planvoorschriften en de ASVV 2004 naar de letter genomen verschillende definities worden gehanteerd met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen. Gelet op het feit dat onder bedrijfsvloeroppervlak ingevolge artikel 1, zesde lid, van de planvoorschriften ook wordt verstaan het vloeroppervlak van die ruimten die kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten en in aanmerking genomen dat in de algemene beschrijving in hoofdlijnen uitdrukkelijk is beoogd aan te sluiten bij de ASVV 2004, bestaat geen grond voor het oordeel dat de planvoorschriften en de ASVV 2004 in de praktijk verschillende aantallen parkeerplaatsen voorschrijven. Het college is er dan ook terecht van uitgegaan dat geen onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de berekening van het aantal parkeerplaatsen binnen de bestemming "Gemengde doeleinden" en "Uit te werken gemengde doeleinden". Voorts past het voorgeschreven aantal van 3 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel binnen de in de ASVV 2004 gestelde bandbreedte. Dat, naar gesteld, in het bestemmingsplan "Centrum Haaren" een andere parkeernorm wordt voorgeschreven maakt dit niet anders, aangezien dit bestemmingsplan geen betrekking heeft op het voorliggende plangebied en ten tijde van het bestreden besluit nog in procedure was. Gelet op het voorgaande is voorts niet aannemelijk gemaakt dat het plan niet in voldoende parkeerplaatsen voorziet.

2.10. De conclusie is dat hetgeen [appellante sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellante sub 1] is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2]

2.11. [appellant sub 2] woont op het perceel aan het [locatie 1], welk perceel is gelegen binnen de locatie Driehoeven/Langeweg. Het plan voorziet door middel van de bestemming "Uit te werken woondoeleinden" in de bouw van nieuwe woningen op de gronden rondom zijn perceel. [appellant sub 2] voert aan dat ter plaatse te hoge bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Hij wijst erop dat de maximale nokhoogte voor de beoogde woningen rondom zijn woning 9,90 meter bedraagt, en na toepassing van de vrijstellingsmogelijkheid van 10% bijna 11 meter. Volgens hem sluit deze bouwhoogte niet aan bij de reeds aanwezige bebouwing, waaronder zijn woning met een maximale nokhoogte van 7,50 meter. Dit is volgens hem in strijd met de beschrijving in hoofdlijnen waarin staat dat qua opzet aangesloten dient te worden op de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing.

2.11.1. Het college stelt zich, in navolging van de raad, op het standpunt dat een maximale nokhoogte van 9,90 m noodzakelijk is om een behoorlijke woning bestaande uit twee bouwlagen en een kap mogelijk te maken die voldoet aan de normering van het Bouwbesluit 2003.

2.11.2. Op het plandeel dat ziet op het perceel van [appellant sub 2] rust de bestemming "Woondoeleinden II". Gelet op artikel 6, derde lid, onder A.a., van de planvoorschriften in samenhang met de plankaart is de maximale nokhoogte voor het hoofdgebouw op het perceel van [appellant sub 2] 7,50 meter.

De nieuwe woningen zijn voorzien binnen de plandelen met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden". Gelet op artikel 8, derde lid, onder A.b., in samenhang met de plankaart, is de maximale nokhoogte voor deze woningen 9,90 meter. Ingevolge artikel 8, tweede lid, onder c, van de planvoorschriften dient de nieuwe bebouwing qua opzet aan te sluiten op de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing.

Uit artikel 12, onder A.1., van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, volgt dat het college van burgemeester en wethouders vrijstelling kan verlenen van de voornoemde maximale nokhoogten, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

2.11.3. Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat ter plaatse na toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid tot bijna 11 meter mag worden gebouwd, overweegt de Afdeling dat de betreffende vrijstellingsmogelijkheid ook geldt voor de woning van [appellant sub 2]. Het plan maakt voorts naast grondgebonden woningen ook gestapelde woningen mogelijk teneinde te voorzien in het noodzakelijk woningbouwprogramma. Zoals ter zitting door de raad is toegelicht, is voor gestapelde woningen een hoogte van 7,50 meter, gelet op de eisen van het Bouwbesluit, ontoereikend. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het hoogteverschil tussen de aanwezige en de nieuw te bouwen woningen niet dusdanig is dat bij het opstellen van het uitwerkingsplan wat betreft de opzet geen aansluiting op de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing kan worden bewerkstelligd.

2.12. Voor het overige heeft [appellant sub 2] zich in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de bedenkingen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze bedenkingen. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bedenkingen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

2.13. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

Het beroep van [appellante sub 3]

2.14. [appellante sub 3] is exploitant van een autoshowroom en een garagebedrijf met een autowasstraat. Haar bedrijf is gevestigd aan het [locatie 2], ten zuiden van de locatie Driehoeven/Langeweg, alwaar in nieuwe woningen wordt voorzien door middel van de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden" en "Woondoeleinden II". [appellante sub 3] vreest dat zij als gevolg van de nieuwbouwwoningen zal worden belemmerd in haar bedrijfsvoering en geen gebruik meer kan maken van de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan "Haaren West" haar biedt. Zij betoogt voorts dat gezien de geringe afstand tussen de nieuwbouw en haar bedrijf geen goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van deze nieuwbouw kan worden gegarandeerd. In dit verband brengt zij naar voren dat de VNG-brochure een afstand van 100 meter tussen de woningen en haar bedrijf aanbeveelt.

2.14.1. Het college stelt zich op het standpunt dat een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot de nieuw te bouwen woningen op de locatie Driehoeven/Langeweg gewaarborgd is. In dit verband brengt het college naar voren dat de nieuwe woningen gelet op de afstand tussen het bedrijfsgebouw en het plangebied op ten minste 25 meter afstand van het garagebedrijf zullen worden gebouwd. Deze afstand is volgens het college slechts een geringe afwijking van de in de VNG-brochure aanbevolen aan te houden afstand. Het college stelt verder dat eventuele beperkingen met betrekking tot de bedrijfsvoering geen verband houden met de in het plan voorziene ontwikkelingen, maar veeleer met de woning aan het [locatie 1], welke volgens het college op ongeveer 18 meter van het bedrijf is gelegen.

2.14.2. In de VNG-brochure zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met een aanbevolen afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van de milieufactoren geur, gevaar en geluid uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De afstanden die de VNG-brochure aanbeveelt gelden in beginsel tussen de perceelsgrens van een bedrijf enerzijds en de gevel van een - in een rustige woonwijk gelegen - woning anderzijds. Deze afstanden zijn voorts bedoeld voor nieuwe situaties. Voor een categorie 2 bedrijf zoals het bedrijf van [appellante sub 3] wordt in de brochure een afstand van 30 meter aanbevolen. Niet gebleken is dat [appellante sub 3] dusdanige activiteiten uitvoert dat in dit geval van een grotere afstand moet worden uitgegaan.

2.14.3. Voor de twee nieuw te bouwen woningen ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden II" voorziet het plan in twee bouwvlakken, waarbuiten ingevolge artikel 6, derde lid, onder A.d., van de planvoorschriften geen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Deze bouwvlakken liggen op meer dan 30 meter afstand van het perceel van [appellante sub 3]. Gelet hierop heeft [appellante sub 3] niet aannemelijk gemaakt dat geen goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van de twee nieuw te bouwen woningen kan worden gegarandeerd en dat zij als gevolg van de bouw van deze woningen in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt.

2.14.4. Het dichtstbijzijnde plandeel met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden" ligt op minder dan 10 meter afstand van de perceelsgrens van [appellante sub 3]. De door het college naar voren gebrachte omstandigheid dat zich op ongeveer 15 meter afstand van het perceel van [appellante sub 3] reeds een woning bevindt, betekent niet dat nieuwbouw op deze locatie zonder meer zou moeten worden toegestaan, aangezien het hier een bestaande situatie betreft en bij het toelaten van nieuwe woonfuncties de afstanden uit de VNG-brochure van belang zijn in verband met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse. De nieuwbouw op deze locatie is echter voorzien op een uit te werken bestemming, waarvoor nog een uitwerkingsplan zal worden opgesteld. Daarbij moeten de in artikel 8 van het bestemmingsplan neergelegde uitwerkingsregels worden toegepast. De uitwerkingsregels laten het college van burgemeester en wethouders ruimte om binnen de daarin bepaalde grenzen de inrichting van het gebied in het uitwerkingsplan nader te bepalen, waarbij de gronden onder meer voor wonen, tuinen en erven, verkeersdoeleinden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen kunnen worden bestemd. Gelet hierop heeft [appellante sub 3] niet aannemelijk gemaakt dat in de beoogde woningbouw niet kan worden voorzien op een locatie in het uitwerkingsplan waarbij aan de in de VNG-brochure genoemde afstand van 30 meter wordt voldaan.

2.15. De conclusie is dat hetgeen [appellante sub 3] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellante sub 3] is ongegrond.

Proceskostenveroordeling

2.16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.

w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2009

429-589.