Uitspraak 200900791/1/M2


Volledige tekst

200900791/1/M2.
Datum uitspraak: 23 september 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Ermelo,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ermelo (hierna: het college), voor zover hier van belang, aan [appellant] geweigerd een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer te verlenen voor de uitbreiding van een varkens- en rundveehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 18 december 2008 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2009, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2009, waar [appellant], bijgestaan door ir. F. Oudman, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Bezemer en ing. D. Visser, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het college heeft de gevraagde revisievergunning geweigerd voor het houden van 36 melk- en kalfkoeien. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd niet wordt voldaan aan de afstand van 100 m, genoemd in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet geurhinder en veehouderij, nu op 58 m van de inrichting een recreatiewoning is gelegen.

2.2. [appellant] stelt dat het college er ten onrechte van uit is gegaan dat deze recreatiewoning is gelegen in de bebouwde kom. Volgens [appellant] ligt deze woning buiten de bebouwde kom, zodat op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, een afstand van slechts 50 m geldt. Nu daaraan wordt voldaan, had de gevraagde vergunning moeten worden verleend.

2.3. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet geurhinder en veehouderij bedraagt de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld en een geurgevoelig object:

a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelig object binnen de bebouwde kom is gelegen en;

b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelig object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Ingevolge artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij wordt onder een geurgevoelig object verstaan: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

2.4. Niet in geschil is dat op een afstand van 58 m een recreatiewoning is gelegen. Gezien de in artikel 1 gegeven definitie, moet deze recreatiewoning als een geurgevoelig object in de zin van dit artikel worden aangemerkt. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat met deze definitie, blijkens de parlementaire geschiedenis, mede is beoogd om ook gebouwen die niet dienen tot permanent verblijf bescherming tegen geurhinder te bieden (TK 2006-06, 30 453, nr. 23).

2.4.1. Verder staat vast voor de diercategorie ‘melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar’ in bijlage 1 bij de Regeling geurhinder en veehouderij geen geuremissiefactor is vastgesteld. Voor beantwoording van de vraag of ten aanzien van de genoemde recreatiewoning wordt voldaan aan de in artikel 4 voorgeschreven afstanden, is derhalve bepalend of deze binnen dan wel buiten de bebouwde kom is gelegen.

2.4.2. In Wet geurhinder en veehouderij wordt het begrip 'bebouwde kom' niet omschreven. In de memorie van toelichting is gesteld dat de grens van de bebouwde kom niet wordt bepaald door de wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. (TK 2005-06, 30 435, nr. 3, p.18.)

De desbetreffende recreatiewoning maakt deel uit van een bungalowpark waarop circa 175 recreatie- en vakantiewoningen zijn gelegen. Het bungalowpark heeft een oppervlakte van ongeveer 7 hectare en ligt in het buitengebied, op ruime afstand van de kern van Ermelo. De omgeving van het park bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden en bossen. Er is geen op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing. De omgeving van het bungalowpark heeft dan ook niet het karakter van een bebouwde kom. De recreatiewoningen op het bungalowpark hebben een woon- en verblijfsfunctie; ongeveer 60 woningen worden permanent bewoond. Weliswaar kan aan dit terrein een bepaalde dichtheid aan gebouwen en bevolking niet worden ontzegd, maar dit betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat het bungalowpark op zich zelf een bebouwde kom vormt.

De conclusie is dat de desbetreffende recreatiewoning niet in de bebouwde kom is gelegen, zodat artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderij in zoverre niet aan het verlenen van de gevraagde vergunning in de weg staat. De vergunning is derhalve in strijd met deze bepaling gedeeltelijk geweigerd.

2.5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover daarbij vergunning voor het houden van 36 melk- en kalfkoeien is geweigerd.

2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De gestelde kosten van het meebrengen van een getuige en van het opstellen van een deskundigenrapport worden daarbij niet begrepen, aangezien geen getuigen zijn gehoord en geen deskundigenverslag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, is ingebracht.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo van 15 december 2008, kenmerk 08020793, voor zover daarbij vergunning voor 36 melk- en kalfkoeien is geweigerd;

III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ermelo tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 353,89 (zegge: driehonderddrieenvijftig euro en negenentachtig cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ermelo aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2009

190-570.