Uitspraak 200904401/2/R1


Volledige tekst

200904401/2/R1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Stichting Buurtactief Het Oude Dorp, gevestigd te Leiderdorp,
verzoekster,

en

de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.

Openbare zitting gehouden op 27 augustus 2009 om 14:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter

Ambtenaar van Staat: mr. B.C. Bošnjaković

Verschenen:
Stichting Buurtactief Het Oude Dorp (hierna: Buurtactief), vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [bestuurslid], als verzoekster;
De minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister), vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te 's-Gravenhage, als verweerder;
Belangenvereniging A4 - HSL Leiderdorp, vertegenwoordigd door [voorzitter], als belanghebbende.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2009 heeft de minister het Tracébesluit A4, Burgerveen-Leiden 2009, gedeelte Leiderdorp-Leiden (hierna: het TB A4 2009) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer Buurtactief bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2009, heeft Buurtactief de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter
wijst het verzoek af.

Daartoe overweegt hij het volgende.

Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Met betrekking tot het standpunt van Buurtactief dat de minister ten onrechte na de vernietiging van het Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden 2004 een nieuw ontwerp-tracébesluit ter inzage heeft gelegd, welke handelwijze volgens haar in strijd is met de Wet versnelling besluitvorming wegprojecten, overweegt de voorzitter dat het de minister vrij stond na vernietiging van het voornoemde tracébesluit een geheel nieuw ontwerp-tracébesluit ter inzage te leggen. Nu dit nieuwe ontwerp-tracébesluit ter inzage is gelegd na 1 januari 2009 volgt uit artikel V van de Wet versnelling besluitvorming wegprojecten dat de Tracéwet, zoals deze geldt sinds die datum, op het TB A4 2009 van toepassing is.

Wat betreft de door Buurtactief betwiste nut en noodzaak overweegt de voorzitter dat Buurtactief ter zitting heeft erkend dat de verkeerssituatie ter plaatse dient te worden gewijzigd. Buurtactief erkent hiermee de noodzaak van het project. Ten aanzien van het nut van de gekozen oplossing wijst Buurtactief op de door haar aangedragen alternatieven. Met betrekking tot deze alternatieve oplossingen voor de verkeersproblematiek overweegt de voorzitter dat de minister een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij de keuze tussen de verschillende alternatieven. Wat betreft het door Buurtactief, in verband met onder meer de geluidoverlast ter plaatse, gewenste alternatief van een tunnel is door de minister ter zitting uiteengezet dat met het in het TB A4 2009 gekozen alternatief in voldoende mate een vermindering van de geluidoverlast voor omwonenden tot stand wordt gebracht. In hetgeen Buurtactief heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat dit standpunt van de minister onjuist is, zodat de minister, mede gelet op de aanzienlijk hogere kosten van een tunnel, in redelijkheid voor het alternatief van de zogenoemde gedeeltelijk overdekte bak heeft kunnen kiezen. Verder acht de voorzitter in dit kader van belang dat, zoals ook ter zitting door Buurtactief is erkend, de door haar genoemde oorzaken van de verkeersproblematiek deels worden weggenomen door het aanleggen van hoofd- en parallelbanen, waardoor het doorgaand verkeer van het afslaand verkeer wordt gescheiden.

Ten aanzien van de onjuiste gegevens die volgens Buurtactief aan de luchtkwaliteitsonderzoeken ten grondslag zouden zijn gelegd, overweegt de voorzitter dat de minister heeft erkend dat er in enkele tabellen enkele onjuiste gegevens zijn vermeld, maar dat aan de onderzoeken de juiste gegevens ten grondslag zijn gelegd. Buurtactief heeft naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat de aan de onderzoeken ten grondslag gelegde gegevens onjuist zijn.

Met betrekking tot de conclusies van de luchtkwaliteitsonderzoeken overweegt de voorzitter verder dat Buurtactief niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze conclusies onjuist zijn en dat aan de op grond van de Wet milieubeheer geldende grenswaarden voor de concentraties van verschillende stoffen, niet zal worden voldaan. In het bijzonder overweegt de voorzitter ten aanzien van het standpunt van Buurtactief dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar PM2,5 dat uit de Wet milieubeheer volgt dat met ingang van 2015 pas onderzoek dient te worden gedaan naar de jaargemiddelde concentratie PM2,5.

Wat betreft het onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen in spechtgaten van bomen, overweegt de voorzitter dat de minister zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat indien vleermuizen worden aangetroffen in bomen, deze bomen niet zullen worden gekapt alvorens, voor zover nodig, hiervoor een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is verleend. In hetgeen Buurtactief heeft aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de minister er niet in redelijkheid vanuit mocht gaan dat de Flora- en faunawet aan het Tracébesluit niet in de weg staat.

Ook in hetgeen Buurtactief voor het overige heeft aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het Tracébesluit in de bodemprocedure vernietigd zal worden. Gelet hierop bestaat aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Van Buuren w.g. Bošnjaković
voorzitter ambtenaar van Staat

410-559.