Uitspraak 200807580/2


Volledige tekst

200807580/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd te Nijmegen,
appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2008, nr. 1346220/1375017, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning krachtens de artikelen 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor de uitbreiding van een melkrundveebedrijf met een pluimveestal aan de [locatie] te [plaats] in de nabijheid van het als beschermd natuurmonument en als speciale beschermingszone aangewezen gebied "Groote Peel".

Bij besluit van 19 augustus 2008, nr. 1390323/1438365, heeft het college het door de stichting Stichting Openbare Ruimte en de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (hierna: MOB) hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dit besluit heeft MOB bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 november 2008.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

MOB heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen gezonden.

2. Overwegingen

2.1. MOB betoogt dat het college haar ten onrechte niet heeft aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het bezwaar derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarbij verwijst MOB onder meer naar de overwegingen van de Afdeling in de uitspraak van 28 oktober 2008, nr. 200707551/1.

2.2. Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Nbw 1998 kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Ingevolge artikel 7:1 van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken alvorens beroep in te stellen.

2.3. Op grond van artikel 2, eerste lid onder a, van de statuten van MOB heeft zij tot doel: het in overeenstemming met artikel 130r(1) (thans artikel 174) van het EG-milieubeleid bevorderen van:

- behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;

- bescherming van de gezondheid van de mens;

- behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;

- het nemen van maatregelen om het hoofd te bieden aan lokale, regionale of mondiale milieuproblemen.

2.4. In het bestreden besluit heeft het college zich op het standpunt gesteld dat MOB, binnen het zeer brede scala aan activiteiten die zij sinds 1997 verricht, geen werkzaamheden heeft verricht die zijn gericht op het aanwijzen, beheren of het in een betere staat van instandhouding brengen van gebieden die zijn aangewezen op basis van de zogenoemde Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn of op andere onderwerpen die zijn gerelateerd aan Natura 2000. Uit de feitelijke werkzaamheden van MOB kan volgens het college derhalve geen concreet nagestreefd belang worden afgeleid, dat wordt geraakt door de in geding zijnde vergunning. Hierbij is MOB derhalve geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, aldus het college.

2.5. In het verweerschrift stelt het college dat MOB, voor zover zij volgens de statuten haar doelstelling beoogt te bereiken door het verwerven van opdrachten op het gebied van milieuadvisering, geen eigen belang, maar dat van een opdrachtgever behartigt. Voor zover MOB volgens de statuten haar doelstelling beoogt te bereiken door het indienen van bezwaarschriften, bedenkingen, beroepschriften dan wel het voeren van bestuursrechtelijke procedures, voert het college aan dat deze werkzaamheden, volgens de uitspraken van de Afdeling van 1 oktober 2008, nrs. 200707921/1, 200709094/1 en 200801150/1, niet kunnen worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Nu MOB haar doelstelling blijkens artikel 2, derde lid, van de statuten met name beoogt te bereiken met de voornoemde werkzaamheden, zijn de overige feitelijke werkzaamheden volgens het college als slechts van incidentele aard te beschouwen. Hierbij verwijst het college naar de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2008, nr. 200706005/1.

2.6. In de uitspraak van 28 oktober 2008, nr. 200707551/1, heeft de Afdeling het volgende overwogen:

"Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 7 en 8 oktober 2008, is de MOB ingegaan op haar feitelijke werkzaamheden binnen Nederland. Deze activiteiten op milieugebied betreffen onder meer het geven van lezingen, het aankaarten van 'knelpunten' bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en regionale overheden, het deelnemen aan overleggen om oplossingen voor problemen te bewerkstelligen en het adviseren van milieuorganisaties. De Afdeling overweegt dat het hierbij ook gaat om werkzaamheden die los staan van juridische procedures of de voorbereiding daarvan. Het betreft verder niet enkel werk dat de MOB in opdracht verricht. De Afdeling ziet - mede de brief van het college, die als reactie op de desbetreffende brieven van de MOB is gestuurd, in ogenschouw nemend - geen aanleiding voor het oordeel dat de opgave van de feitelijke werkzaamheden onjuistheden bevat.

De Afdeling is gezien de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van oordeel dat de MOB door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De omstandigheid dat de MOB ook werkt in opdracht noopt niet tot een andersluidend oordeel.

Gelet op het bovenstaande moet de MOB als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt."

2.7. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat uit de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van MOB niet blijkt dat zij tevens in het bijzonder het belang behartigt dat rechtstreeks is betrokken bij de in geding zijnde vergunning krachtens de Nbw 1998. Hierbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat MOB zich blijkens het door haar ingebrachte nadere stuk mede concentreert op het stoppen dan wel beperken van verdere teruggang van biodiversiteit en dat haar feitelijke werkzaamheden onder meer zijn gericht op een tijdige en juiste implementatie van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De werkzaamheden van MOB in Nederland zijn mede gericht op een systematische verlaging van stikstofdeposities afkomstig van industrie, landbouw en veeteelt. In dit kader wijst MOB onder meer op het door haar verrichte lobbywerk en op de door MOB gesloten convenanten met bedrijven over onder meer emissienormen. De feitelijke werkzaamheden van MOB betreffen derhalve niet louter de werkzaamheden waarmee zij volgens de statuten met name haar doelstelling beoogt te bereiken. Voorts is gebleken dat deze werkzaamheden van meer dan incidentele aard zijn.

2.8. De conclusie is dat MOB gezien haar statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden door de in geding zijnde vergunning rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt, zodat MOB daarbij belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Het college heeft het bezwaar van MOB tegen het besluit van 12 februari 2008 derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, zodat het bestreden besluit in strijd is met artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.

2.9. Het beroep is kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Het college dient alsnog inhoudelijk te beslissen op het door MOB tegen het besluit van 12 februari 2008 gemaakte bezwaar.

2.10. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij worden de onderhavige zaak en de zaken met nrs. 200807581/2 en 200807584/2 aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, nu de beroepen nagenoeg gelijktijdig tegen nagenoeg identieke besluiten en op dezelfde gronden zijn ingesteld en steeds door dezelfde persoon rechtsbijstand is verleend, van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 19 augustus 2008, nr. 1390323/1438365;

III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Van der Heijden
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2009

516.