Uitspraak 200806464/1


Volledige tekst

200806464/1.
Datum uitspraak: 11 februari 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Heusden,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 juli 2008 in zaak nr. 07/736 in het geding tussen:

[appellant]

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Heusden.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heusden aan [appellant] ontheffing verleend van het verbod om met een motorvoertuig te rijden op voor gemotoriseerd verkeer gesloten wegen […] en […], gelegen in het "Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen" (hierna: Nationaal park) ten einde zijn perceel te bereiken. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om ontheffing is leges geheven ten bedrage van € 13,05.

Bij besluit van 9 januari 2007 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Heusden (hierna: de heffingsambtenaar) het door [appellant] tegen de in rekening gebrachte legeskosten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 juli 2008, verzonden op 16 juli 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 september 2008.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2009, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

Ingevolge het tweede lid worden voor de toepassing van onder andere artikel 231 de in het eerste lid bedoelde rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

Ingevolge artikel 231, eerste lid, voor zover thans van belang, in samenhang gelezen met artikel 230, aanhef en onder a, geschieden de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) als waren die belastingen rijksbelastingen.

Ingevolge artikel 1 van de Awr, voor zover thans van belang, gelden bepalingen van die wet bij de heffing van rijksbelastingen.

Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Awr, kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) tegen een ingevolge de Belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft:

a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of

b. een voor bezwaar vatbare beschikking.

Ingevolge artikel 27h, eerste lid, voor zover thans van belang, kan de belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen bij het gerechtshof hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb.

Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2004 van de gemeente Heusden (hierna: de legesverordening) worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

In de tarieventabel is opgenomen het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: het RVV 1990).

2.2. In geschil is of de heffingsambtenaar terecht leges in rekening heeft gebracht - en of hij al dan niet terecht heeft nagelaten vrijstelling te verlenen van het betalen van leges - ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag om ontheffing, als bedoeld in artikel 87 van het RVV 1990, van het verbod om met een motorvoertuig in het Nationaal Park te rijden.

2.3. De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of zij bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen.

2.3.1. Het besluit is gebaseerd op de legesverordening en de daarbij behorende tarieventabel. De legesverordening vindt haar grondslag in artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, waarin de bevoegdheid van de gemeente om leges te heffen is neergelegd. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet, geschieden heffing en invordering van die belasting met toepassing van de Awr, als ware die belasting een rijksbelasting. Het besluit van 28 september 2006 dient daarom in zoverre te worden aangemerkt als genomen ingevolge de Belastingwet, zodat hoofdstuk V van de Awr (Bezwaar en beroep) hierop van overeenkomstige toepassing is. Het in dit hoofdstuk neergelegde systeem van rechtsbescherming brengt mee dat belanghebbenden die ingevolge artikel 26 van de Awr bevoegd zijn bij de rechtbank beroep in te stellen, bij het gerechtshof hoger beroep kunnen instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6. van de Awb.

Gelet hierop, is de Afdeling onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

2.3.2. De Afdeling zal het hogerberoepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb doorzenden aan de belastingkamer van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009

280-497.