Uitspraak 200803473/1


Volledige tekst

200803473/1.
Datum uitspraak: 28 januari 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2], handelend onder de naam De Broekse Hoeve
3. [appellant sub 3],
allen wonend onderscheidenlijk gevestigd te [plaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 februari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 4 december 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Plan voor het wijzigen van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Gieten, voor het vestigen van een kampeerterrein aan de Boerendijk te Gieterveen" (hierna: het wijzigingsplan).

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], handelend onder de naam De Broekse Hoeve (hierna: De Broekse Hoeve) en [appellant sub 3] bij afzonderlijke brieven, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2008, beroep ingesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college van burgemeester en wethouders heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2008, waar [appellant sub 1], De Broekse Hoeve en [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Assen, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door T. Bruining, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. A.T. Onbelet.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de vestiging van een camping met 40 kampeerplaatsen op een perceel aan de Boerendijk te Gieterveen.

2.3. [appellant sub 1], De Broekse Hoeve en [appellant sub 3] voeren als procedureel bezwaar aan dat het college goedkeuring aan het wijzigingsplan had moeten onthouden omdat er ten aanzien van het buitengebied waar de camping is voorzien een bestemmingsplan in voorbereiding is. Gelet op de tijd die nodig is om het kampeerterrein te realiseren dient daarop niet nu al te worden vooruitgelopen, aldus [appellant sub 1], De Broekse Hoeve en [appellant sub 3].

2.3.1. De bevoegdheid tot vaststelling van een wijzigingsplan staat los van een bestemmingsplanprocedure. Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt als aan de daaraan gestelde voorwaarden is voldaan. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college in de enkele voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan voor het gebied aanleiding had moeten zien aan de vaststelling van het wijzigingsplan goedkeuring te onthouden.

2.4. [appellant sub 1], De Broekse Hoeve en [appellant sub 3] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij voeren hiertoe onder meer aan dat het wijzigingsplan in strijd met de wijzigingsregels in het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan) is vastgesteld omdat het perceel met de bestemming "Kampeerterrein" groter is dan 1 hectare.

2.4.1. Ingevolge artikel 7, lid G, onder 10, van de voorschriften van het bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders dat plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Landbouwgebied met landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden" wordt gewijzigd in de bestemming "Kampeerterrein", met dien verstande dat:

a. de oppervlakte van een kampeerterrein ten hoogste 1 hectare zal bedragen.

2.4.2. Blijkens de plankaart, en zoals ter zitting door het college van burgemeester en wethouders is erkend, bedraagt de oppervlakte van de in het wijzigingsplan als "Kampeerterrein" bestemde gronden meer dan

1 hectare. Het wijzigingsplan is in zoverre in strijd met artikel 7, lid G, onder 10, sub a, van de voorschriften van het bestemmingsplan, gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de WRO. Door het wijzigingsplan niettemin goed te keuren heeft het college gehandeld in strijd met bovengenoemde artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

2.5. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen voorts dat de voorziene camping op een te korte afstand van hun woningen gelegen aan de [locatie 1] en [locatie 2] komt te liggen en dat het wijzigingsplan derhalve hun woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze zal aantasten. [appellant sub 3] voert daarnaast aan dat het wijzigingsplan leidt tot een ernstige belemmering van zijn bedrijfsvoering omdat de voorziene camping op een te korte afstand van zijn paardenhouderij ligt.

2.5.1. Het college stelt zich in navolging van het college van burgemeester en wethouders op het standpunt dat de afstand tussen een kampeerterrein en een woning van derden minimaal 50 meter dient te bedragen. De handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten adviseert een dergelijke afstand en blijkens de plantoelichting behorende bij het wijzigingsplan bestaat er geen aanleiding om deze afstand te verkleinen of te vergroten. Voorts blijkt uit de gemeentelijke reactienota dat de campingactiviteiten in verband met de milieuregelgeving plaats dienen te vinden buiten de 50 meter zone van het naastgelegen agrarische bedrijf.

2.5.2. De Afdeling stelt vast dat blijkens de plankaart het zuidelijk deel van het perceel met de bestemming "Kampeerterrein" op minder dan 50 meter van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] aan de [locatie 1] en [locatie 2] ligt en op minder dan 50 meter van de paardenhouderij van [appellant sub 3]. Nu in het wijzigingsplan nadere voorschriften dan wel aanduidingen ter zake van de volgens het college van burgemeester en wethouders aan te houden afstand ontbreken, is niet verzekerd dat aan de in verband met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de agrarische bedrijfsvoering door het college van burgemeester en wethouders gestelde afstandseisen wordt voldaan.

2.6. Gelet hierop heeft het college zich voorts niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plan goed te keuren, eveneens heeft gehandeld in strijd met artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

2.7. Gelet op hetgeen hiervóór is overwogen zijn de beroepen gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige bezwaren behoeven daarom geen bespreking meer.

2.8. Op grond van het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het plan.

2.9. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant sub 1], De Broekse Hoeve en [appellant sub 3] te worden veroordeeld. De Afdeling ziet aanleiding een wegingsfactor 0,5 toe te passen als bedoeld in de bijlage genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, nu de beroepschriften van [appellant sub 1], De Broekse Hoeve en [appellant sub 3] nagenoeg gelijkluidend zijn, opgesteld zijn door dezelfde beroepsmatige rechtsbijstandverlener en [appellant sub 1], De Broekse Hoeve en [appellant sub 3] zich ook op de zitting door deze zelfde beroepsmatige rechtsbijstandverlener hebben laten bijstaan.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 29 februari 2008, kenmerk RO/2008002822;

III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan "Plan voor het wijzigen van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Gieten, voor het vestigen van een kampeerterrein aan de Boerendijk te Gieterveen";

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 29 februari 2008;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Drenthe aan [appellant sub 1] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Drenthe aan [appellant sub 2] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Drenthe aan [appellant sub 3] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de provincie Drenthe aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor

[appellant sub 1], € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor [appellant sub 2] en € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 3] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2009

429-599.