Uitspraak 200804830/1


Volledige tekst

200804830/1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de stichting Stichting Greenpeace Nederland, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2008, kenmerk 08011797, heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) aan E.ON Benelux N.V. (hierna: E.ON) vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) verleend voor de bouw en het in werking hebben van een kolen/biomassagestookte centrale op de Maasvlakte in de nabijheid van Natura 2000-gebied Voordelta.

Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Greenpeace Nederland (hierna: Greenpeace) bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 juni 2008, heeft Greenpeace de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Greenpeace, het college en E.ON hebben nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 juli 2008, waar Greenpeace, vertegenwoordigd door mr. B.N. Kloostra, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Versteeg en ing. M. Pross, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord E.ON, vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. A.A. Freriks, advocaat te Breda, en door ir. E. Noks en ing. A. Blankenspoor, beiden werkzaam voor E.ON.

2. Overwegingen

2.1. De voorzitter stelt voorop dat een voorlopige voorzieningsprocedure zich niet leent voor een beoordeling van hetgeen Greenpeace heeft aangevoerd omtrent de aan de verleende vergunning ten grondslag liggende passende beoordeling. Dit kan eerst in de bodemprocedure plaatsvinden. Thans zal alleen worden beoordeeld of in afwachting van de beslissing op bezwaar een ordemaatregel dient te worden getroffen teneinde schadelijke gevolgen voor de te beschermen waarden die onomkeerbaar zijn te voorkomen. Desgevraagd heeft de vertegenwoordiger van het college ter zitting gesteld dat medio september 2008 een beslissing op het bezwaarschrift van Greenpeace zal worden genomen.

2.2. E.ON is voornemens een kolen/biomassagestookte elektriciteitscentrale te bouwen en te exploiteren aan de Coloradoweg 10 te Rotterdam, in de nabijheid van de Voordelta, welk gebied is aangewezen als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4 van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en is geplaatst op de lijst van de gebieden van communautair belang als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Bij besluit van 19 februari 2008 is de Voordelta aangewezen als gebied als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Nbw 1998.

2.3. In de periode van april 2008 tot en met oktober 2008 vinden bouwwerkzaamheden plaats zoals het boren van funderingspalen, het maken van diepwanden en het storten van beton in een glijbekisting voor een schoorsteen. Aan de verleende vergunning is, voor zover thans van belang, het voorschrift verbonden dat op de grens met de Voordelta een geluidsnorm geldt van 45 dB(A).

2.4. Greenpeace stelt dat niet is uitgesloten dat de bouwwerkzaamheden een geluidsbelasting van meer dan 45 dB(A) veroorzaken op de grens met de Voordelta en vreest dat dit zal leiden tot een significante verstoring van de in de Voordelta rustende en foeragerende vogels. Zij voert hiertoe aan dat bij de berekening van het geluidsniveau van de werkzaamheden ten onrechte is uitgegaan van het 24-uursgemiddelde in plaats van de piekbelasting en dat is uitgegaan van een te hoge windsnelheid. Bovendien is de Voordelta aangewezen voor de roodkeelduiker, een vogelsoort die gevoeliger is voor geluid en al bij 43 dB(A) wordt verstoord.

2.5. Het college heeft zich in het besluit tot vergunningverlening op het standpunt gesteld dat het geluid veroorzaakt door de bouwwerkzaamheden geen significant negatief effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van de Voordelta. Het college baseert zich hierbij op notitie "Overzicht van de geluidscontouren veroorzaakt door de Centrale Maasvlakte te Rotterdam" van 26 maart 2008, opgesteld door WNP raadgevende ingenieurs (hierna: WNP). Aan de hand van gemeten waardes zijn door WNP met behulp van een akoestisch rekenmodel geluidscontouren bepaald. Daarbij is uitgegaan van het equivalente geluidsniveau van de dagperiode nu dit vanwege het continue karakter van de geluidemissie van de centrale Maasvlakte als representatief kan worden beschouwd voor het equivalente geluidsniveau over 24 uur, aldus WNP. De geluidsbelasting vanwege de funderingswerkzaamheden bedraagt volgens de berekeningen van WNP 30 dB(A) op de grens van de Voordelta, terwijl de totale gemiddelde geluidsbelasting vanwege de op de Maasvlakte plaatsvindende industriële activiteiten op de grens met de Voordelta 45 dB(A) bedraagt. Het geluid veroorzaakt door de bouwwerkzaamheden is derhalve niet zelfstandig hoorbaar boven het achtergrondgeluid dat wordt veroorzaakt door de bestaande industrie op de Maasvlakte, aldus WNP.

2.6. Gelet op de stukken, waaronder bovengenoemde notitie van WNP, en het verhandelde ter zitting is de voorzitter van oordeel dat Greenpeace vooralsnog niet aannemelijk heeft gemaakt dat op de grens van de Voordelta de geluidsnorm van 45 dB(A) zal worden overschreden als gevolg van de bouwwerkzaamheden. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de vertegenwoordiger van het college ter zitting heeft gesteld dat geen sprake is van piekbelasting nu de funderingspalen niet worden geheid maar in de grond worden geboord, hetgeen een continu geluid geeft. Het betoog van Greenpeace dat bij de berekeningen is uitgegaan van een te hoge windsnelheid, slaagt vooralsnog evenmin nu WNP bij de berekening van de geluidscontouren een meteocorrectie heeft toegepast en Greenpeace zich blijkens de door haar overgelegde stukken heeft gebaseerd op de gemiddelde windsnelheid in het voorjaar en de zomer in plaats van op de gemiddelde windsnelheid over een heel kalenderjaar. Gelet op het vorenstaande komt de voorzitter niet toe aan de vraag of een geluidsbelasting van meer dan 45 dB(A) leidt tot significante effecten voor de Voordelta. Voor zover Greenpeace heeft gesteld dat niet is uitgesloten dat bij een geluidsbelasting van minder dan 45 dB(A) significante effecten optreden, bijvoorbeeld voor de roodkeelduiker, overweegt de voorzitter dat dit betoog geen doel treft, nu in deze procedure moet worden aangenomen dat de geluidsbelasting vanwege de bouwwerkzaamheden niet zelfstandig hoorbaar is boven het geluid veroorzaakt door de op de Maasvlakte plaatsvindende industriële activiteiten.

2.7. Gezien het vorenstaande en in aanmerking genomen de betrokken belangen, acht de voorzitter geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2008

472.