Uitspraak 200705121/1


Volledige tekst

200705121/1.
Datum uitspraak: 12 maart 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting Stichting Wijkgezondheidscentrum Lunetten, gevestigd te Utrecht,
appellante,

en

het College voor zorgverzekeringen,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2007 heeft het College voor zorgverzekeringen (hierna: het College) de subsidie voor appellante (hierna: de stichting) voor het jaar 2005 vastgesteld.

Bij besluit van 21 juni 2007 heeft het College het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2007, beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2008, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. P.S. Fluit, advocaat te Utrecht, en het College, vertegenwoordigd door mr. M. van Dijen en E. Koops, beiden werkzaam in dienst van het College, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Bij artikel 2.1.1 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet, die op 1 januari 2006 in werking is getreden, is de Ziekenfondswet ingetrokken.

Ingevolge artikel 2.1.2, eerste lid, blijft ten aanzien van aanspraken, rechten en verplichtingen die bij of krachtens de Ziekenfondswet voor de intrekking van die wet zijn ontstaan, dan wel na dat tijdstip zijn ontstaan ter zake van de afwikkeling van die wet, het recht van toepassing, zoals dat gold voor de intrekking, behoudens voor zover ter zake in deze wet afwijkende regels zijn gesteld.

Ingevolge het tweede lid is ten aanzien van bezwaar en beroep tegen een besluit op grond van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf, het recht, zoals dat gold voorafgaand aan de intrekking van toepassing.

Ingevolge artikel 1p, eerste lid, aanhef en onder f, van de Ziekenfondswet kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College ten laste van de Algemene Kas, dan wel het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, overeenkomstig in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt voor andere bij die regeling aan te wijzen doeleinden, verband houdende met de verzekering ingevolge deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de volksgezondheid in het algemeen.

Ter uitvoering van deze bepaling is de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet (hierna: de Regeling) vastgesteld.

2.2. Het College heeft de door de stichting in de aanvraag in verband met het voorgenomen ontslag van twee werknemers opgenomen reservering reorganisatiekosten niet bij de vaststelling van de subsidie in aanmerking genomen, omdat volgens hem ingevolge de Regeling alleen werkelijk opgekomen reorganisatiekosten, onder strikte voorwaarden, ten laste van de exploitatie mogen worden gebracht.

2.3. De stichting betoogt dat het College ten onrechte het baten- en lastenstelsel niet heeft toegepast. Volgens haar dient de reservering reorganisatiekosten te worden aangemerkt als een overlopende post die moet worden toegerekend aan het jaar 2005, omdat in dat jaar de beslissing tot reorganisatie is genomen. Voorts betoogt de stichting dat de regeling er niet aan in de weg staat dat een voorziening voor reorganisatiekosten wordt gevormd. Bovendien is het niet betrekken van deze reservering bij de vaststelling van de subsidie volgens de stichting in strijd met de bestendige gedragslijn van het College, aangezien het dat voor het jaar 2004 wel heeft gedaan.

2.3.1. Ingevolge artikel 1.1.2, tweede lid, van de Regeling geschiedt het aanvragen van de subsidie en de subsidievaststelling, alsmede het nemen van besluiten met betrekking tot subsidies, overeenkomstig de in deze regeling gestelde regels.

Ingevolge artikel 1.8.7, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt het bedrag van de verleende instellingssubsidie voor zover dat na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de geldende verplichtingen, niet is besteed aan de doeleinden waarvoor het is verstrekt, gereserveerd.

Ingevolge het zesde lid wordt de in het eerste lid bedoelde reservering uitsluitend besteed aan doeleinden waarvoor subsidie werd verstrekt.

Ingevolge artikel 1.9.1, eerste lid, dient de subsidieontvanger binnen zes maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag in voor de subsidievaststelling.

Ingevolge artikel 1.9.3, eerste lid, voor zover thans van belang, zijn de afdelingen 2 tot en met 8 van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing op de jaarrekening, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening; op deze rekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Ingevolge artikel 2.7.20.5, derde lid, onder b, voor zover thans van belang, worden voor de toepassing van artikel 1.8.7 de kosten verbandhoudende met schadeloosstelling bij uittreding of ontslag niet in aanmerking genomen.

Ingevolge artikel 2.7.20.7, eerste lid, voor zover thans van belang, kan de instelling voor een gelijkmatige verdeling van lasten over een groot aantal jaren van cyclisch onderhoud van gebouwen en installaties van het gezondheidscentrum waarvan het onderhoud voor zijn rekening komt een voorziening onderhoud vormen.

Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan de instelling voor een gelijkmatige verdeling van lasten over een groot aantal jaren van loonkosten ingevolge ziekte en arbeidsongeschiktheid van personeelsleden een voorziening loonkosten arbeidsongeschiktheid vormen.

2.3.2. Het betoog dat het College bij de subsidievaststelling ten onrechte niet het baten- en lastenstelsel heeft toegepast, faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 november 2007 in zaak nr. 200702262/1), wordt de subsidie niet vastgesteld op basis van de jaarrekening van de gesubsidieerde instelling, maar op basis van de aanvraag tot subsidievaststelling, als bedoeld in artikel 1.9.1, eerste lid, van de Regeling. Uit de toelichting op de Regeling blijkt dat is beoogd subsidie te verstrekken voor werkelijk opgekomen kosten. Het College heeft de hoogte van de subsidie dan ook terecht vastgesteld aan de hand van de werkelijk opgekomen kosten die de aanvrager heeft gemaakt bij het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten.

2.4. Het betoog van de stichting dat het College de reorganisatiekosten ten onrechte niet heeft aangemerkt als een overlopende post die moet worden toegerekend aan het jaar 2005 wordt gepasseerd, omdat het voor het eerst ter zitting aanvoeren van die nieuwe beroepsgrond zich niet met een goede procesorde verdraagt.

2.5. Ook het betoog dat de Regeling er niet aan in de weg staat dat een voorziening voor reorganisatiekosten wordt gevormd, faalt. Uit artikel 2.7.20.5, derde lid, onder b, van de Regeling volgt dat de verleende subsidie niet kan worden aangewend als reservering voor kosten verbandhoudende met schadeloosstelling bij uittreding of ontslag. Voorts is het volgens de toelichting op artikel 2.7.20.7 niet toegestaan om andere dan de in die bepaling vermelde voorzieningen te vormen. Nu ingevolge die bepaling slechts een voorziening "onderhoud" en een voorziening "loonkosten arbeidsongeschiktheid" mogen worden gevormd, heeft het College zich terecht op het standpunt gesteld dat een voorziening voor reorganisatiekosten ingevolge de Regeling niet in aanmerking komt om betrokken te worden bij de vaststelling van de subsidie.

2.6. Ter zitting heeft de stichting te kennen gegeven dat het betoog dat het besluit van het College in strijd is met een bestendige gedragslijn aldus moet worden begrepen, dat het College met de toekenning van subsidie voor deze reservering in 2004 het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat ook voor het jaar 2005 subsidie hiervoor zou worden vastgesteld. De goede procesorde brengt met zich dat deze aldus gewijzigde beroepsgrond gepasseerd moet worden.

2.7. Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008

71-506.