Uitspraak 200708608/1


Volledige tekst

200708608/1.
Datum uitspraak: 5 maart 2008.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 7 november 2007, in zaak nr. 200703625/1.

1. Procesverloop

Bij uitspraak van 7 november 2007, in zaak nr. 200703625/1, heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 april 2007 ongegrond verklaard en die uitspraak bevestigd. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2007, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2008, waar [verzoeker], in persoon, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2.2. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] uiteengezet, dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak waarvan hij herziening verzoekt. Hij voert - kort weergegeven - aan dat de uitspraak vanwege procedurele manco's omissies, ontwijkingen en onjuistheden bevat. Hij brengt onder meer naar voren dat het procesverloop onvolledig is en stelt de inhoud van de uitspraak aan de orde.

2.3. Deze argumentatie behelst geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb.

Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Het rechtsmiddel is niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aanvankelijk aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Een vermeend onjuiste rechtsopvatting is geen grond voor herziening, evenmin als veronderstelde rechterlijke misslagen ten aanzien van de gevolgde procedure of de vaststelling van de feiten.

2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen, nu geen sprake is van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2008.

176-440.