Uitspraak 200703622/1


Volledige tekst

200703622/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de raad van de gemeente Breda,
appellant,

en

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2006 heeft de raad van de gemeente Breda (hierna: de gemeenteraad) een verzoek van de stichting Stichting Nutsscholen Breda (hierna: de SNB) om een algemeen openbare school op het plan van scholen 2008-2009-2010 te plaatsen afgewezen.

Bij besluit van 18 april 2007 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris) het door de SNB hiertegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de door de SNB bedoelde school door middel van opneming in het eerstvolgende plan van scholen voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.

Tegen dit besluit heeft de gemeenteraad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 juni 2007.

Bij brief van 15 augustus 2007 heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2007, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. H.G.J. Nobart, G. Endedijk, M.A.J. van de Wiel en R.M. Hoogzaad, allen ambtenaar in dienst van de gemeente, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.Y. van Hattum, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen. Voorts is daar de SNB, vertegenwoordigd door mr. M.H. Boogers en B.M.A. Sanders, beiden werkzaam bij de vereniging Vereniging Bijzondere Scholen, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, voor zover thans van belang, kan de bekostiging van een openbare en een bijzondere school slechts een aanvang nemen, indien zij voorkomt op een voor de gemeente van vestiging vastgesteld plan van nieuwe scholen. De bekostiging kan slechts aanvangen per 1 augustus van een schooljaar.

Ingevolge artikel 75, eerste lid, gaat een voorstel van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad dat de opneming in het plan van een of meer openbare scholen bevat vergezeld van:

a. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen,

b. een beschrijving van het voedingsgebied;

c. de aanduiding van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven en

d. de voorgestelde datum van ingang van de bekostiging.

Ingevolge het derde lid geeft de in het eerste lid bedoelde prognose inzicht in het te verwachten aantal leerlingen voor elk jaar van het tijdvak waarop de prognose betrekking heeft, is de prognose gebaseerd op statistische gegevens over een tijdvak van 5 jaar en vermeldt zij de berekeningen die tot de uitkomsten hebben geleid. De prognose bevat gegevens omtrent:

1. het voedingsgebied,

[...]

Ingevolge artikel 76, eerste lid, moet een verzoek om opneming in het plan van een bijzondere school voor 1 februari van het jaar van de vaststelling van het plan bij de gemeenteraad worden ingediend.

Ingevolge artikel 77, eerste lid, neemt de gemeenteraad een bijzondere school in elk geval in het plan op, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat zij binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm.

Ingevolge het tweede lid wordt bij ministeriële regeling voor elke gemeente een stichtingsnorm vastgesteld welke 10/6 bedraagt van de voor de gemeente geldende opheffingsnorm, berekend op grond van artikel 154. De stichtingsnorm bedraagt minimaal 200.

Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, stelt de minister in het geval van een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie, op de wijze als aangegeven in het tweede lid de nieuwe stichtingsnormen voor de betrokken gemeenten vast, voor zover deze afwijken van de op grond van het tweede en derde lid bepaalde stichtingsnormen.

Ingevolge artikel 78, voor zover thans van belang, worden bij de berekening van het aantal leerlingen dat een bijzondere school zal bezoeken, niet meegeteld leerlingen die wonen binnen redelijke afstand van een bijzondere school van de desbetreffende richting of richtingen en voor wie op die school plaatsruimte aanwezig is.

Ingevolge artikel 154, voor zover thans van belang, wordt voor iedere gemeente, op basis van de leerlingdichtheid in die gemeente, een opheffingsnorm vastgesteld aan de hand van de formule:

Opheffingsnorm = 0,6x(leerlingdichtheid/(0,15+0,0027xleerlingdichtheid)).

2.2. Aan het besluit van 18 april 2007 heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de gemeenteraad ten onrechte niet is uitgegaan van het door de SNB gekozen voedingsgebied voor de gewenste school, dat de buurten Belcrum, Doornbos-Linie, Geeren-Noord en Geeren-Zuid, Wisselaar en Krogten, alle gelegen in de wijk Breda-Noord, en Teteringen, Vuchtpolder, Buitengebied Teteringen en het nieuwbouwgebied Teteringen, alle gelegen in de wijk Teteringen, omvat.

2.3. De gemeenteraad betoogt dat de staatssecretaris aldus heeft miskend dat zich tussen Breda-Noord en Teteringen natuurlijke en infrastructurele belemmeringen voordoen, waardoor onvoldoende belangstelling voor de te stichten school in Breda-Noord, dan wel Teteringen zal bestaan, afhankelijk van de locatie waar de school zal worden gevestigd.

2.3.1. Dat betoog faalt. De instelling die om plaatsing van een school op het plan verzoekt, bepaalt de omvang van het voedingsgebied. Indien een door een instelling gekozen voedingsgebied binnen de grenzen van de gemeente waarin de school zal worden gevestigd valt, moet bij de beoordeling van het verzoek van dat voedingsgebied worden uitgegaan, tenzij bijzondere omstandigheden tot de conclusie nopen dat onvoldoende leerlingen uit het gekozen voedingsgebied zullen kunnen worden aangetrokken om binnen vijf jaar aan de voor de gemeente geldende stichtingsnorm te voldoen. Natuurlijke en infrastructurele belemmeringen zijn niet zonder meer als zodanige omstandigheden aan te merken.

De staatssecretaris heeft de tussen de wijken Breda-Noord en Teteringen gelegen natuurlijke en infrastructurele belemmeringen niet als bijzondere omstandigheden in evenbedoelde zin hoeven aanmerken. Daarbij is mede van belang dat, naar de SNB onweersproken heeft gesteld, tussen beide wijken verschillende fietsverbindingen zullen worden gerealiseerd en de wijken door geplande woningbouw naar elkaar toe zullen toegroeien. De staatssecretaris is dan ook terecht uitgegaan van het door de SNB gekozen voedingsgebied en het in beroep aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat hij op voorhand moest aannemen dat in onvoldoende mate leerlingen uit het door SNB gekozen voedingsgebied zullen kunnen worden aangetrokken om binnen vijf jaar aan de voor Breda gestelde stichtingsnorm te voldoen.

2.4. Het beroep is ongegrond.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Poot
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008

362.