Uitspraak 200700885/1


Volledige tekst

200700885/1.
Datum uitspraak: 5 december 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2005 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college van gedeputeerde staten) op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel (hierna: het college van burgemeester en wethouders) krachtens artikel 83 van de Wet geluidhinder hogere grenswaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege het wegverkeerslawaai, vastgesteld met betrekking tot het nieuw te bouwen appartementencomplex Dommeloever aan de Schijndelseweg te Sint-Michielsgestel, in het kader van een door het college van burgemeester en wethouders verleende vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Bij besluit van 21 november 2006 heeft het college van gedeputeerde staten het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief van 9 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 7 februari 2007.

Bij brief van 6 maart 2007 heeft het college van gedeputeerde staten een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

[appellanten] en het college van burgemeester en wethouders hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2007, waar [appellanten], bijgestaan door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door R.M.P. Broeren, ambtenaar in dienst van de provincie, en B.G.J. Sonnenberg, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en mr. D.S.P. Fransen en ing. R.G.M. Louwes, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 januari 2007 zijn de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase, Stb. 350) en het Besluit geluidhinder in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wet en dit besluit doorgevoerde wijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.

2.2. [appellanten] betogen dat het college van gedeputeerde staten ten onrechte geen hogere grenswaarden heeft vastgesteld met betrekking tot hun woning aan de [locatie].

2.2.1. Ingevolge artikel 20.1 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van die wet wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.2.2. Bij het besluit omtrent de vaststelling van hogere grenswaarden is, naast degene die om deze vaststelling heeft verzocht, uitsluitend de (toekomstige) eigenaar, andere zakelijke gerechtigde of gebruiker van een woning waarvoor de hogere grenswaarde is vastgesteld, rechtstreeks betrokken. Nu ten aanzien van de woning van [appellanten] geen hogere grenswaarden zijn vastgesteld, is het belang van [appellanten] niet rechtstreeks bij dat besluit betrokken en zijn zij niet als belanghebbenden aan te merken. Het college van gedeputeerde staten heeft het bezwaar dan ook ten onrechte ongegrond in plaats van niet-ontvankelijk verklaard.

De vraag of de vrijstelling voor de bouw van het appartementencomplex Dommeloever mag worden verleend zonder dat voor de woning van [appellanten] krachtens de Wet geluidhinder een hogere waarde is vastgesteld, dient aan de orde te komen in het kader van een beroep tegen een besluit omtrent die vrijstelling.

2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

2.4. Het college van gedeputeerde staten dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 21 november 2006, kenmerk 1241735;

III. verklaart het door [appellanten] gemaakte bezwaar van 20 januari 2006 niet-ontvankelijk;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.

w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2007

262-493.