Uitspraak 200700272/1


Volledige tekst

200700272/1.
Datum uitspraak: 27 juni 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de raad van de gemeente Amersfoort,
appellant,

en

de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voorheen: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap),
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2006 heeft appellant in het plan van scholen 2007-2010 de openbare basisschool "De Border" (hierna: De Border) opgenomen.

Bij besluit van 22 december 2006 heeft verweerder zijn goedkeuring onthouden aan dit plan van scholen.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 31 januari 2007.

Bij brief van 12 maart 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door A.A. van den Heuvel, ambtenaar in dienst van de gemeente Amersfoort, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.T.M. Arkensteijn en R.H.O. van Velzen, beiden werkzaam bij de Centrale Financiën Instellingen en mr. drs. N.M. Bont, zijn verschenen. Voorts is gehoord namens de stichting "Stichting Meerkring" drs. M. van Helvert.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 75, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO) neemt de gemeenteraad een openbare school in elk geval in het plan op, indien binnen 10 kilometer van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven over de weg gemeten geen school aanwezig is waarbinnen openbaar onderwijs wordt gegeven en aan het volgen van openbaar onderwijs behoefte bestaat. De gemeenteraad neemt een openbare school voorts in het plan op, indien op grond van de bij het voorstel overgelegde gegevens aannemelijk is, dat zij voldoet aan de normen van artikel 77, eerste lid.

Ingevolge artikel 77, eerste lid, van de WPO neemt de gemeenteraad een bijzondere school in elk geval in het plan op, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat zij binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm.

Ingevolge artikel 78 van de WPO, voor zover hier van belang, worden bij de berekening van het aantal leerlingen dat een openbare school zal bezoeken, niet meegeteld leerlingen die wonen binnen redelijke afstand van een openbare school en voor wie op die school plaatsruimte aanwezig is.

2.2. Verweerder heeft goedkeuring onthouden aan het besluit van appellant op het plan van scholen 2007-2010 de openbare basisschool "De Border" (hierna: De Border) te plaatsen, omdat volgens hem de leerlingen die binnen redelijke afstand van de dislocatie van de openbare basisschool "De Bieshaar" (hierna: De Bieshaar) wonen niet mogen worden meegeteld bij de berekening van het aantal leerlingen dat een openbare school zal bezoeken, waardoor het aantal leerlingen dat de te stichten school zal bezoeken onder de stichtingsnorm blijft die voor de gemeente Amersfoort geldt.

2.3. Appellant betoogt dat verweerder een onjuiste maatstaf heeft gebruikt bij de berekening van het aantal leerlingen door de leerlingen die wonen binnen redelijke afstand van de dislocatie van De Bieshaar niet mee te tellen bij de berekening van het aantal leerlingen dat De Border zal bezoeken. Verweerder heeft daarbij, aldus appellant, een onjuiste uitleg aan artikel 78 van de WPO gegeven door ook dislocaties van scholen onder "een openbare school" te begrijpen.

2.3.1. Artikel 78 van de WPO ziet op de openbare school en de bijzondere school, gelegen binnen redelijke afstand, waarop plaatsruimte aanwezig is. Het artikel maakt geen onderscheid tussen hoofd-, of nevenvestigingen of dislocaties. Of de plaatsruimte aanwezig is op een dislocatie of hoofd-, of nevenvestiging is derhalve voor de toepassing van dit artikel niet van belang. Daarbij overweegt de Afdeling dat dit artikel er kennelijk toe strekt te voorkomen dat gemeenschapsgelden worden aangewend voor de stichting van een school, terwijl leerlingen onderwijs van dezelfde richting feitelijk binnen een redelijke afstand van hun woonadres kunnen volgen. Of dat het geval is in een hoofd-, of nevenvestiging of dislocatie is daarbij niet van belang. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat leerlingen die binnen een redelijke afstand van een dislocatie van een school wonen, daarmee binnen redelijke afstand van die school wonen en niet mogen worden meegeteld bij de berekening van het aantal leerlingen dat een openbare school zal bezoeken.

Dat deze uitleg van tekst en strekking van artikel 78 van de WPO met zich brengt dat er in een nieuwbouwwijk met dislocatie niet vaak een nieuwe school kan worden gevestigd, heeft ook verweerder onderkend. Ter zitting is van de zijde van verweerder opgemerkt dat een wijziging van de WPO op dit punt in voorbereiding is.

2.4. Het betoog van appellant dat verweerder handelt in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel en dat hij appellant belemmert in zijn grondwettelijke opdracht om te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs, kan niet slagen. Artikel 78 van de WPO schrijft dwingend voor dat de leerlingen die binnen redelijke afstand wonen niet mogen worden meegerekend bij het aantal leerlingen dat de school zal bezoeken. Gelet op het vorenoverwogene was verweerder gehouden de leerlingen van de dislocatie van "De Bieshaar" niet mee te tellen bij de berekening van het aantal leerlingen dat "De Border" zal bezoeken. Dat verweerder in het verleden een andere interpretatie heeft gegeven aan deze bepaling, kan er niet toe leiden dat verweerder in het onderhavige geval niet is gehouden tot juiste toepassing van de WPO.

2.5. Het beroep is ongegrond.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Poot
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2007

362