Uitspraak 200506530/2


Volledige tekst

200506530/2.
Datum uitspraak: 18 november 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Vergarde B.V.", gevestigd te Buren,
verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2004 heeft de gemeenteraad van Buren het bestemmingsplan "Gedeeltelijke herziening A van het bestemmingsplan verblijfsrecreatieterreinen 2004" vastgesteld.

Bij besluit van 31 mei 2005, kenmerk RE2005.2215, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 14 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 november 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ir. E.M. Staal, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.C.E. Wattenberg, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door Y. Kieft, ambtenaar van de gemeente, en de Vereniging Bewonersbelangen l'Ecart, vertegenwoordigd door [penningmeester].

2. Overwegingen

2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

2.2. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.3. Het plan voorziet in een uitbreiding van het recreatieterrein "De Vergarde". Bij de gewijzigde vaststelling van het plan is het bouwblok op het plandeel met de bestemming "Centrale voorzieningen" komen te vervallen. Het plandeel voorziet derhalve niet in de mogelijkheid van de bouw van een dienstwoning.

2.4. Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrale voorzieningen" en beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Zij is van mening dat het bestreden plandeel ten onrechte niet meer voorziet in een bouwblok.

2.5. Verweerder heeft het bestreden plandeel niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft het goedgekeurd. Hij is van mening dat een bouwblok op het plandeel met zich zou brengen dat op het recreatieterrein een te groot aantal dienstwoningen mogelijk zou worden.

2.6. Het verzoek strekt er toe dat aan het bestreden plandeel een bouwblok zou moeten worden toegekend. Verzoekster is niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit ten aanzien van dit plandeel aangezien daarmee niet het door haar gewenste resultaat kan worden bereikt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. De uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het betreffende plandeel, doch daarmee zou de gewenste dienstwoning op het plandeel nog niet mogelijk zijn.

2.7. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.

w.g. van Buuren w.g. van Dorst
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2005

357-459.