Uitspraak 200507780/2


Volledige tekst

200507780/2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoekers], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 05/4470 en AWB 05/4441 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 augustus 2005 in het geding tussen:

[verzoekers], wonend te [woonplaats]

en

het college van burgemeester en wethouders van Lisse.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lisse (hierna: het college) aan Trium Vir Lisa vrijstelling en een bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een parkeerkelder, een winkelstrook en 43 appartementen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Lisse, sectie C, nummer 4372, plaatselijk bekend Heereweg 184 t/m 188 / Berkhoutlaan 2 t/m 2E, te Lisse (hierna: het perceel).

Bij besluit van 7 juni 2005 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 augustus 2005, verzonden op 24 augustus 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, voorzover thans van belang, het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 5 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2005, hoger beroep ingesteld.
Tevens hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 september 2005, waar verzoekers in de personen van [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door D. Haak en G. Bruggeman, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is Trium Vir Lisa, vertegenwoordigd door J.C.I. van Leeuwen, directeur, daar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden.

2.3. In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is geen aanleiding te vinden om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat daarin geconcludeerd zal worden dat de vrijstelling en bouwvergunning niet verleend mochten worden.

Daartoe wordt overwogen dat de door verzoekers gestelde afwijking van het bouwplan van de in de Centrumvisie Lisse van januari 2002 voorgestane ruimtelijke ontwikkeling van het perceel, onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de aan het bouwpan ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

2.4. De slotsom is dat het verzoek dient te worden afgewezen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.

w.g. Lubberdink w.g. Van den Ende
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2005

275.