Uitspraak 200507946/2


Volledige tekst

200507946/2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], gevestigd te [plaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Borsele,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2005, kenmerk 05-3082, heeft verweerder aan Politie Zeeland (hierna: vergunninghoudster) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid en onder a en c van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van opleidingscentrum annex politiebureau op het perceel Finlandweg 1 te Nieuwdorp. Dit besluit is op 4 augustus 2005 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 12 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 oktober 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door A. Hoogstrate en mr. M.H. Verweij, advocaat te Rotterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door L.P. Kaaijsteker, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Koenen, advocaat te Amsterdam, en A.C.P. de Munck en H. Flapper.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

2.3. De Voorzitter gaat ervan uit dat de Afdeling het beroep niet-ontvankelijk zal verklaren voorzover het de grond inzake de effecten op het natuurgebied Sloekreek betreft, nu verzoekster deze grond niet als bedenking tegen het ontwerp van het besluit heeft ingebracht. In zoverre geeft het verzoek geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

2.4. Verzoekster voert aan dat verweerder redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, te weten de voorgenomen uitbreiding van verzoeksters bedrijf met een nieuwe containerterminal, ten onrechte niet heeft betrokken bij het nemen van een beslissing op de aanvraag. In verband met deze uitbreiding heeft verzoekster op 13 juli 2005 een aanvraag om een bouwvergunning ingediend. Verzoekster is ervoor beducht dat de oprichting van de inrichting gevolgen kan hebben voor de voorgenomen uitbreiding, met name wat betreft de aspecten geluid en externe veiligheid.

2.5. De inrichting van vergunninghoudster en die van verzoekster zijn beide gelegen op een krachtens artikel 53 van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de Voorzitter van oordeel dat de geluidbelasting vanwege de inrichting ter plaatse van de zonegrens dusdanig gering is, dat de inrichting geen significante bijdrage levert aan de totale geluidbelasting op de zone. Verweerder heeft dan ook terecht geoordeeld dat de oprichting van de inrichting in dit opzicht niet in de weg staat aan de voorgenomen uitbreiding van het bedrijf van verzoekster.

Ten aanzien van de externe veiligheid overweegt de Voorzitter dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat de oprichting van de inrichting een beletsel vormt voor de geplande toekomstige uitbreiding van het bedrijf van verzoekster.

2.6. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2005

262-483.