Uitspraak 200501601/1


Volledige tekst

200501601/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Tilburg,

tegen de uitspraak in zaak no. 04/821 van de rechtbank Breda van 14 januari 2005 in het geding tussen:

Podotherapeutisch Centrum "Tilburg", te Tilburg, in de persoon van [appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.

1. Procesverloop

Bij brief van 26 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: het college) aan de bewoners van de Ophemertstraat medegedeeld dat de abri bij de bushalte zal worden verwijderd.

Bij besluit van 2 maart 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 14 januari 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 18 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 4 mei 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2005, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.B. van Overdijk, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

2.2. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief van 26 november 2003 niet kan worden aangemerkt als een besluit. Naar zijn mening mocht het college niet zonder overleg overgaan tot het verwijderen van de abri.

2.3. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de brief van 26 november 2003 niet een publiekrechtelijke rechtshandeling in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb inhoudt, maar een mededeling over een feitelijke handeling, te weten: de verwijdering van de abri bij de bushalte in de Ophemertstraat op 2 december 2003.

De rechtbank heeft derhalve met juistheid en op goede gronden geoordeeld dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2005

290.