Uitspraak 200407787/1


Volledige tekst

200407787/1.
Datum uitspraak: 20 april 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de gemeente Amstelveen,
2. de vereniging "Bewonersvereniging De Miranda-Buurt" en [appellant sub 2A], gevestigd, respectievelijk wonend, te [woonplaats] (hierna: de Bewonersvereniging en [appellant sub 2A]),
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2003 heeft de stadsdeelraad van het stadsdeel Zuider-Amstel, op voorstel van het dagelijks bestuur van 9 september 2003, het bestemmingsplan "Rivierenbuurt-Zuid" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 juli 2004, kenmerk 2004-2071, beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit hebben de gemeente Amstelveen per fax van 20 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2004, de Bewonersvereniging en [appellant sub 2A] bij brief van 22 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2004, en [appellant sub 3] bij brief van 20 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2004, beroep ingesteld.

Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de gemeente Amstelveen en [appellant sub 3]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2005, waar de gemeente Amstelveen, vertegenwoordigd door mr. P.H. Revermann, gemachtigde, de Bewonersvereniging en [appellant sub 2A], vertegenwoordigd door drs. J.L. Dulfer, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door drs. M. Visser, ambtenaar van het stadsdeel. [appellant sub 3] is, met bericht van afwezigheid, niet verschenen.

2. Overwegingen

Het oordeel van de Afdeling

2.1. Ingevolge artikel 23, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) is op de voorbereiding van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing met dien verstande dat een ieder gedurende de termijn van terinzageligging schriftelijk zijn zienswijze omtrent het ontwerp-bestemmingsplan kenbaar kan maken.

Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt voorafgaand aan de terinzageligging van het ontwerp-bestemmingsplan hiervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven.

Ingevolge artikel 3:12, derde lid, van de Awb wordt in de kennisgeving vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen, wie in de gelegenheid worden gesteld van hun zienswijzen te doen blijken en op welke wijze dit ingevolge artikel 3:13 van de Awb kan geschieden.

2.1.1. De kennisgeving van de terinzageligging van het ontwerp-bestemmingsplan heeft plaatsgevonden in de Staatscourant van 22 januari 2003, in het dagblad "Het Parool" van 22 januari 2003 en in het huis-aan-huisblad "Het Stadsblad" van 22 januari 2003. Gebleken is dat in de kennisgeving in het huis-aan-huisblad ten onrechte is opgenomen dat in plaats van een ieder slechts belanghebbenden hun zienswijzen tegen het ontwerp-bestemmingsplan kenbaar kunnen maken, hetgeen in strijd is met artikel 23, eerste lid, aanhef en onder c, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 3:12, derde lid, van de Awb.

2.1.2. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de WRO dienen de voorgeschreven eisen ter zake van de terinzageligging en de kennisgeving daarvan als minimale waarborgen voor rechtzoekenden te worden beschouwd, waarvan strikte naleving noodzakelijk is.

Gelet op het vorenstaande is het plan vastgesteld in strijd met artikel 23, eerste lid, aanhef en onder c, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 3:12, derde lid, van de Awb. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met bovenstaande artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Uit het vorenstaande volgt dat rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het plan. In verband hiermee behoeft hetgeen appellanten aanvoeren thans geen verdere behandeling.

2.2. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van de gemeente Amstelveen te worden veroordeeld.

Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is ten aanzien van het beroep van de Bewonersvereniging en [appellant sub 2A] en het beroep van [appellant sub 3] niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 3], het beroep van de gemeente Amstelveen en het beroep van de vereniging "Bewonersvereniging De Miranda-Buurt" en [appellant sub 2A] gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 27 juli 2004, kenmerk 2004-2071;

III. onthoudt goedkeuring aan het plan;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland in de door de gemeente Amstelveen in verband met de behandeling van haar beroep gemaakte proceskosten van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Noord-Holland te worden betaald aan de gemeente Amstelveen;

VI. gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht (€ 273,00 voor de gemeente Amstelveen, € 273,00 voor de vereniging "Bewonersvereniging De Miranda-Buurt" en [appellant sub 2A] en € 136,00 voor [appellant sub 3]) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.

w.g. Cleton w.g. van Onselen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005

178-459.