Uitspraak 200404960/1


Volledige tekst

200404960/1.
Datum uitspraak: 23 februari 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], respectievelijk gevestigd en wonend te [plaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Veere,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2004 heeft verweerder geweigerd aan appellanten krachtens de Wet milieubeheer een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet te verlenen voor een verblijfsaccommodatie annex paardenhouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Veere, sectie […], nummers […]. Dit besluit is op 18 juni 2004 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 16 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen per telefax op dezelfde dag, beroep ingesteld.

Bij brief van 30 september 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2005, waar appellanten vertegenwoordigd door mr. J. Breeuwer, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door N. Wondergem en S. Vasseur, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellanten hebben aangevoerd dat de gevraagde vergunning ten onrechte is geweigerd. Hiertoe hebben zij onder meer betoogd dat artikel 8.10 van de Wet milieubeheer geen grond biedt voor het weigeren van de gevraagde vergunning.

2.2. Verweerder heeft de vergunning geweigerd omdat appellanten ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet de drijvers van de inrichting waren waarvoor vergunning is gevraagd.

2.3. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd.

2.4. Vaststaat dat appellanten ten tijde van de aanvraag om vergunning de drijvers van de inrichting waren. Voorts blijkt uit de overwegingen die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit niet welk milieubelang wordt geschaad met het verlenen van de gevraagde vergunning. Naar het oordeel van de Afdeling is derhalve niet duidelijk of de vergunning kan worden geweigerd krachtens artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Gezien het vorenstaande berust het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering.

2.5. Het beroep is gegrond.

2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veere van 14 juni 2004;

III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Veere in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Veere te worden betaald aan appellanten;

IV. gelast dat de gemeente Veere aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 273,00) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.

w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005

312.