Uitspraak 200400289/1.


Volledige tekst

200400289/1.
Datum uitspraak: 29 september 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 25 november 2003 in het geding tussen:

appellant

en

de Minister van Justitie.

1. Procesverloop

Bij brief van 8 mei 2003 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aan appellant een acceptgiro ten bedrage van € 4,50 gestuurd voor de afgifte van 29 kopieën van alle stukken uit het dossier van de Raad.

Bij brief van 3 juni 2003 heeft de Raad aan appellant medegedeeld dat hij recht heeft op informatieverstrekking uit het raadsdossier, doch dat het beleid is dat eerst tot afgifte van informatie wordt overgegaan nadat appellant voor de af te geven kopieën heeft betaald. De Raad heeft het door appellant ingediende bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 12 maart 2004 heeft de minister van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2004, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. C.G. Zandee en mr. G. Cardol, respectievelijk ambtenaar op het departement en juridisch medewerker bij de Raad, is verschenen. Appellant is met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.

2. Overwegingen

2.1. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat appellant geen procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn verzoek om het openbaar maken van de stukken uit het dossier van de Raad op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, nu vast staat dat die stukken, na betaling van € 4,50, aan hem zullen worden toegezonden.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2004

290.