Uitspraak 200308347/1


Volledige tekst

200308347/1.
Datum uitspraak: 28 juli 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Dalfsen,

en

het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2003, kenmerk 622, heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van appellant om bestuurlijke handhavingsmiddelen toe te passen ter zake van enkele installaties voor telecommunicatie gelegen aan de Brethouwerstraat te Dalfsen.

Bij brief van 3 april 2003 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt.

Bij brief van 11 november 2003 heeft verweerder appellant meegedeeld dat hij de door appellant op 4 mei 2003 en 22 mei 2003 ingediende brieven reeds bij brief van 18 juni 2003 heeft beantwoord.

Bij brief van 10 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2003, heeft appellant beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 december 2003.

Bij besluit van 24 december 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Bij brief van 17 februari 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2004, waar appellant, in persoon, en bijgestaan door ir. A.R. Eisses, deskundige, en verweerder, vertegenwoordigd door W.N. de Vries, ambtenaar van de gemeente en J. Vos, gemachtigde, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 6:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht blijft, ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening:

a. wel reeds tot stand was gekomen, of

b. nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was.

2.2. Op 24 december 2003 heeft verweerder een beslissing op het bezwaar genomen. Het beroepschrift is ingediend voordat het besluit tot stand was gekomen, zoals bedoeld in artikel 6:10, eerste lid onder b, van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat appellant – zoals hij kennelijk meent – er op basis van de brief van 11 november 2003 redelijkerwijs van uit heeft kunnen gaan dat reeds een besluit op zijn bezwaar tot stand was gekomen. Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep kan in dit geval derhalve niet achterwege blijven.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.

w.g. Beekhuis w.g. Van der Maesen de Sombreff
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2004

262-361.