Uitspraak 200308640/1


Volledige tekst

200308640/1.
Datum uitspraak: 21 juli 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot 1] en
[vennoot 2],
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 november 2003 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Tiel.

1. Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tiel (hierna: het college) geweigerd een vergunning te verlenen voor het overkappen van een fustopslag en het verplaatsen van een laadperron bij het fruitbedrijf van appellante aan de [locatie] te [plaats].

Bij besluit van 3 juli 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 17 december 2003, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 18 februari 2004 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2004, waar de vennoten van appellante in persoon en vertegenwoordigd door K.J. van Eldik, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Pennekamp, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld, dat het college de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de voorschriften het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1983”, zijn de betrokken gronden op de bestemmingsplankaart aangewezen voor “Agrarisch gebied” en bestemd voor één of meer vormen van agrarisch grondgebruik. Namens appellante is in 2001 verklaard “dat het sorteren van fruit voor derden 20% zal zijn”. Niet is gebleken dat het college ten tijde van de beoordeling van de betrokken bouwaanvraag niet van dit percentage mocht uitgaan. Dat van de zijde van appellante in hoger beroep is betoogd dat de fruitsortering voor derden een lager deel van de omzet betreft dan 20% kan aan het vorenstaande niet afdoen.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.

w.g. Hirsch Ballin w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2004

66.