Uitspraak 200307390/1


Volledige tekst

200307390/1.
Datum uitspraak: 30 juni 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 25 september 2003 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (hierna: het college) appellante onder oplegging van een last onder dwangsom gelast binnen zes weken na dagtekening van dit besluit de verlichting van een kruis in het Boelenspark aan te brengen conform de verleende bouwvergunning of de thans aanwezige verlichting te verwijderen.

Bij besluit van 8 augustus 2003 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 september 2003, verzonden op 26 september 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij faxbericht van 7 november 2003 hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 december 2003. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 29 december 2003 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2004, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. B.W.M. Zegers, advocaat te Edam, en het college, vertegenwoordigd door Th.H.M. Silven, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Bij besluit van 22 januari 2002 heeft het college aan appellante vrijstelling met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een kruis met een hoogte van 7 meter. Aan de bouwvergunning is onder meer de voorwaarde verbonden dat alleen indirecte verlichting van achter het kruis is toegestaan.

2.2. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

2.3. Niet in geschil is dat appellante in afwijking van voornoemde voorwaarde het kruis niet indirect, doch door middel van het bevestigen van neonlichtslangen aan de zijkanten van het kruis heeft doen verlichten.

2.4. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat is gehandeld in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zodat het college terzake handhavend kon optreden. Het betoog van appellante dat de voorwaarde niet aan de bouwvergunning had mogen worden verbonden en derhalve nietig is, slaagt niet, nu het hier geen voorwaarde betreft waarvan kan worden gesteld dat het voor een ieder op voorhand duidelijk zou moeten zijn dat deze niet aan de bouwvergunning mocht worden verbonden. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat de voorwaarde in rechte onaantastbaar is. Dit betekent dat van de verbindendheid van de voorwaarde moet worden uitgegaan.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.4.1. Door appellante is in hoger beroep niet gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan is ook niet gebleken.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.

w.g. Troostwijk w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004

218-423.