Uitspraak 200402517/1


Volledige tekst

200402517/1.
Datum uitspraak: 2 april 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging “Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed”,
gevestigd te Utrecht,
appellante,

en

het Centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2004 heeft de Kiesraad, te dezen handelend als het Centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement (hierna: verweerder) het verzoek van appellante, om registratie van de aanduiding “Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed (PFC)” als aanduiding waarmee zij voor de verkiezingen voor het Europees Parlement op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, afgewezen.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 maart 2004.

Bij brief van 29 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. E.C.A.M. Boot, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. drs. E.B. Pronk, zijn verschenen.
Voorts is verschenen de vereniging “Lijst Pim Fortuyn”, vertegenwoordigd door mr. K. Roderburg, advocaat te Amsterdam.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel Y2, van de Kieswet worden de leden van het Europese Parlement, voorzover deze afdeling niet anders bepaalt, gekozen met overeenkomstige toepassing van de bij of krachtens afdeling II gestelde bepalingen inzake de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, met inachtneming van de Akte.

Ingevolge artikel G1, vierde lid, van de Kieswet – voorzover thans van belang – beschikt het Centraal stembureau slechts afwijzend op een verzoek indien:

b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is, of

c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers.

2.2. Bij brief van 12 maart 2004 heeft de vereniging “Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed” verzocht om de registratie van de aanduiding “Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed (PFC)” als aanduiding waarmee zij voor de verkiezingen voor het Europees Parlement op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen op grond van artikel Y2, gelezen in onderlinge samenhang met artikel G1, vierde lid, aanhef en onder b en c, van de Kieswet.

2.2.1. Op grond van artikel G1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kieswet wordt – voorzover hier van belang – registratie van een aanduiding slechts geweigerd, indien deze geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering én daardoor verwarring te duchten is. Daarvan is hier geen sprake. Het woordbeeld dat ontstaat door de samenstellende delen van de aanduiding “Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed (PFC)” verschilt wezenlijk van de aanduiding “Lijst Pim Fortuyn (LPF)”. De enkele omstandigheid dat de eigennaam ”Fortuyn” deel uitmaakt van beide aanduidingen is onvoldoende hierover anders te oordelen. Verweerder heeft het verzoek ten onrechte op grond van artikel Y2 en artikel G1, vierde lid, aanhef en onder b, in onderling verband bezien, afgewezen.

2.2.2. De Afdeling is van oordeel dat aan iedere groepering de vrijheid moet worden gelaten om in haar benaming tot uitdrukking te brengen wat de drijfveer is van haar politieke activiteiten. De aanduiding “Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed (PFC)” kan echter de indruk wekken, en beoogt die blijkens artikel 2, tweede lid, van de statuten van appellante ook te wekken, dat deze politieke groepering niet alleen uitgaat van het cultuurgoed van professor dr. W.S.P. (Pim) Fortuyn, maar ook van zijn gedachtegoed. Bij de kiezer zou daardoor de indruk kunnen ontstaan dat de Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed (PFC) nauw gelieerd is aan de Lijst Pim Fortuyn. Gelet hierop moet de aanduiding “Partij voor Fortuyn’s Cultuurgoed (PFC)” als anderszins misleidend, als bedoeld artikel G 1, vierde lid, aanhef en onder c, van de Kieswet worden aangemerkt. Verweerder heeft terecht het verzoek op deze grond afgewezen.

2.3. Het beroep is ongegrond.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Meer w.g. Van Loon
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2004

284-362.