Uitspraak 200401410/2


Volledige tekst

200401410/2.
Datum uitspraak: 4 maart 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 februari 2004 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

verzoeker.

1. Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2002 heeft verzoeker een verzoek van [wederpartij] om een aantal documenten openbaar te maken, gedeeltelijk afgewezen.

Bij besluit van 20 februari 2003 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 februari 2004, verzonden op 3 februari 2004, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en verzoeker opgedragen binnen drie weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 16 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 februari 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door G.L. ter Brugge, ambtenaar der gemeente, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door T. van Blommestein, gemachtigde, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Afwijzing van het verzoek zal tot onomkeerbare gevolgen leiden.

Nu voorts van de zijde van [wederpartij] niet, althans onvoldoende, is aangegeven waarin zijn belangen zijn gelegen bij het verkrijgen van een spoedige nieuwe beslissing op bezwaar, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorziening.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2004

383.