Uitspraak 200400173/1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2004:AO2959
- Datum uitspraak
- 30 januari 2004
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 19 december 2003, kenmerk BMZ/MvD, heeft verweerder aan verzoekers een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op € 500,00 per dag dat één of meerdere tankwagens aanwezig zijn op het perceel [locatie] te [plaats] (gemeente Hilvarenbeek), per tankwagen. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 50.000,00.
- Voorlopige voorziening
- Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
200400173/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B], respectievelijk wonend en gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2003, kenmerk BMZ/MvD, heeft verweerder aan verzoekers een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op € 500,00 per dag dat één of meerdere tankwagens aanwezig zijn op het perceel [locatie] te [plaats] (gemeente Hilvarenbeek), per tankwagen. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 50.000,00.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 8 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 januari 2004, waar verzoekers, waarvan [verzoeker A] in persoon, bijgestaan door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Morel en mr. J.G.A. van den Akker, gemachtigden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekers voeren diverse gronden aan tegen het besluit van verweerder tot het opleggen van een last onder dwangsom.
2.2. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom niet zal worden geëffectueerd voordat drie weken zijn verstreken nadat op het bezwaarschrift is beslist. Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter dan ook van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3. De Voorzitter ziet aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. De Vink
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2004
154-314.