Uitspraak 200305759/1


Volledige tekst

200305759/1.
Datum uitspraak: 19 november 2003

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

de stichting "Stichting tot behoud van het nog in gebruik zijnde "Holy" ziekenhuis complex, als (regionaal) ziekenhuis (Nieuwe Waterweg Noord (N.W.N.))", gevestigd te Vlaardingen,
verzoekster,

om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2003 in zaak no. 200303079/1.

1. Procesverloop

Bij uitspraak van 20 augustus 2003 in zaak no. 200303079/1 heeft de Afdeling, onder gegrondverklaring van het beroep van verzoekster tegen een besluit van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (hierna: het College) van 31 maart 2003 en gedeeltelijke vernietiging van dit besluit, het bezwaar van verzoekster tegen een besluit van het College van 28 november 2002 ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.

Bij brief van 25 augustus 2003 heeft verzoekster de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brief van 4 september 2003. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brieven van 20 en 22 oktober 2003 hebben onderscheidenlijk het College en de Stichting Samenwerkende Schiedamse en Vlaardingse Ziekenhuizen (hierna: de Stichting) van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door haar [voorzitter/penningmeester], in het gezelschap van [gemachtigde], het College, vertegenwoordigd door mr. T.J.A. van Baar, en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. drs. J.G. Sijmons, advocaat te Zwolle, in het gezelschap van [gemachtigden], zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2.2. Feiten of omstandigheden, als bedoeld in deze bepaling, heeft verzoekster, hoewel op die bepaling gewezen en in de gelegenheid gesteld dat te doen, niet gesteld.

In herziening heeft verzoekster betoogd dat de Afdeling in de uitspraak van 20 augustus 2003 niet, dan wel onvoldoende, is ingegaan op een aantal gronden die in beroep naar voren zijn gebracht. De door haar in dat verband gestelde omstandigheden heeft zij, zoals zij zelf heeft vermeld, eerder naar voren gebracht in het kader van de behandeling van haar beroep. Dit betekent dat deze omstandigheden vóór de uitspraak van 20 augustus 2003 bij haar bekend waren en derhalve niet tot herziening van de uitspraak kunnen leiden.

Duidelijk is dat verzoekster zich niet met de uitspraak kan verenigen. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.

2.3. Het verzoek dient te worden afgewezen.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. C. de Gooijer en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2003

195.